Dit zegt men boertig van een verlies, dat niet geacht word. ’t Is dan, ’t Fatzoen is’er maar aan verloren. Men kan wel tegen zulk een verlies.
Men zegt ook van ymand, die geen grooten rouw heeft over eenen dooden: Hy is zo bedroeft, als of hy een luis in de asch verloren had. Zo gering word echter een luis niet geschat onder de bywooners van de Straat Davis. Men getuigt daar van, dat ze van dit wildbraad in hunne vellen en lompen rykelyk voorzien zyn; en dat ze, wanneer zy een van deze hunne bloedmaagen betrappen, den zelven zeer vaardig en smaakelyk opknappen, gelyk de aapen. Mogelyk zyn zy daarom vry van de geelzucht.
De Hottentotten leven dus mede met die vangst. Zou dat uit lekkerny zyn? of is ’t uit wraakgierigheid, om die byters weder te byten? Deze zouden dan zo vreemd en vies niet zyn van dat spreekwoord: Beter een luis in den pot, dan gantsch geen vleesch. Ik disch hier slechts het gemeen zyne spreekwoorden op, en laat de luisbosschen loopen, met al hun gezelschap, om luizenzalf, of op de luizenjacht. Men zegt van ymand, die boetstraf te wachten heeft, Hy zal daar voor bloeden.
Dat geschied eigentlyk door roede, of zwaard: maar de gehaate bloedzuiger heeft dat allermeest te vreezen van de onbarmhertige nagels van de knipluis. Zekerlyk dit middel is tegen dat plaaggedierte krachtiger, dan alle de bezweeringen der tovenaaren van Egypten. ’t Kan echter niet altyd helpen, als bleek in Koning Herodes, en Philippus II. van Spanje. Doch ook daar in vertoonde zich Gods vinger.