De meeste vissen zijn lichamelijk ingesteld op één soort water. Zoutwatervissen brengen hun leven door in zeeën en oceanen; zoetwatervissen verlaten nimmer het zoete water van meren, rivieren en kanalen.
Er zijn echter ook vissen, die een gedeelte van hun leven in het zoute water leven om later de zee te verwisselen voor het zoete water. Tot deze vissen behoort ook de zalm. Zalmsoorten komen zowel in de Grote als in de Atlantische Oceaan voor. Zowel de Atlantische als de Pacifische zalm trekt minstens eenmaal in zijn leven van het zoete naar het zoute water. De reis, die de dieren daarbij afleggen, is echter voor beide soorten verschillend.De zalmen uit de Grote Oceaan groeien grotendeels in zee op. Als de wijfjes volwassen zijn geworden, begeven ze zich naar de kust en beginnen stroomopwaarts de rivier op te trekken. Ze worden op die reis vergezeld door mannetjeszalmen. Ergens in de bovenloop van de rivier legt het wijfje tenslotte haar eieren, die door een mannetje worden bevrucht.
Op zijn tocht naar het binnenland gebruikt de zalm geen voedsel. Hij teert op de vetvoorraden, die in zijn lichaam liggen opgeslagen. Tegen de tijd, dat de dieren de plaats bereiken waar de eieren worden gelegd, zijn ze mager en uitgeput en hebben ze hun prachtige kleuren verloren.
Nadat de eieren zijn gelegd en bevrucht, beginnen de vissen aan de terugreis naar zee. De meeste reizigers, uitgeput als ze zijn, volbrengen die terugtocht echter niet en komen onderweg om het leven. De jonge zalmen, die in de bovenloop van de rivier uit de eieren te voorschijn zijn gekomen, gaan in sommige gevallen onmiddellijk op weg naar zee en blijven in andere gevallen nog maandenlang op de broedplaats rondhangen.
In tegenstelling tot de zalmen uit de Grote Oceaan trekken de Atlantische zalmen in hun leven verscheidene keren naar de broedplaatsen. De jonge vissen blijven twee jaar lang in het zoete water voor ze tenslotte hun ouders achterna reizen naar de zee. Vroeger trokken de Atlantische zalmen ook door de Nederlandse rivieren als ze op weg waren naar hun broedplaatsen. Door de bouw van sluizen en dammen en de vervuiling van de Rijn is daar nu een einde aan gekomen. In sommige landen heeft men de moeilijkheid van dammen en sluizen ondervangen door naast deze kunstwerken zg. zalmtrappen’ te bouwen, waarlangs de dieren gemakkelijk verder stroomopwaarts kunnen komen.