Niemand heeft ooit een levende sauriër gezien. Dat is niet zo vreemd want de laatste dieren van deze soort stierven ongeveer 60 miljoen jaar geleden uit; lang dus voor de eerste mens op aarde verscheen.
Het waren voorhistorische reptielen, die miljoenen jaren geleden de aarde beheersten in een periode, die nu wel eens het ‘reptielentijdperk’ wordt genoemd.Het woord ‘dinosaurus’ betekent letterlijk ‘verschrikkelijke hagedis’. Dinosauriërs waren echter geen hagedissen; ze waren er zelfs geen naaste familie van. En hoewel veel sauriërs inderdaad ‘verschrikkelijk’ waren, gold dat lang niet voor alle vertegenwoordigers van deze groep.
In het reptielentijdperk werd de aarde door meer dan 5000 sauriërsoorten bewoond. Sommige ervan waren klein; andere hadden een ‘normale’ grootte; weer andere waren echte reuzen. De grootste vertegenwoordigers van de groep waren groter dan elk landdier dat ooit op aarde heeft geleefd. Dat wil zeggen: ze waren kleiner dan onze walvissen maar staken ver boven de olifant uit.
Een van de grootste dieren uit de groep was de brontosaurus, een naam die ‘donderhagedis’ betekent. De brontosaurus was namelijk zo groot, dat hij zich werkelijk met ‘donderend’ geweld verplaatst moet hebben. Het dier bracht het grootste gedeelte van zijn leven door in moerassen en voedde zich met de planten die daar groeiden. Het moeraswater hielp de reus zijn lichaam overeind houden. Uit het kolossale lichaam groeiden een zeer lange nek en een nog langere staart. Van het puntje van zijn neus tot het uiteinde van de staart mat een volwassen brontosaurus meer dan 21 m.
De diplodocus was een andere reus uit het reptielentijdperk. Hij was zelfs nog groter dan de brontosaurus (tot 25 m lang) maar zijn lichaam was niet zo zwaar. Tien van deze monsters in ganzepas zouden een gehele straat hebben gevuld.
Zowel de brontosaurus als de diplodocus waren vreedzame planteneters. Datzelfde gold voor de trachodon, die uitgerust was met een reusachtige ‘eendenbek’. Onder de dinosauriërs kwamen echter ook minder vreedzame vleeseters voor: bloeddorstige rovers met een angstaanjagend uiterlijk. De allosaurus was er een van. Een andere vleesetende rover was de tyrannosaurus. Hij kon wel 15 meter lang worden en was uitgerust met vlijmscherpe tanden van bijna een meter lengte.
Het dier liep meestal op zijn achterpoten en gebruikte de scherpe klauwen aan de (kleine) voorpoten om zijn prooi te doden. Sinds enige tijd twijfelt men echter aan het roofdierkarakter van de tyrannosaurus: verschillende onderzoekers menen dat hij zoals nu de hyena een aaseter was.
Sommige plantenetende sauriërs waren zwaar gepantserd en op die wijze enigszins beschermd tegen hun vleesetende soortgenoten. De stegosaurus bijvoorbeeld droeg op zijn rug een dubbele rij benen platen en had een staart met scherpe stekels. De triceratops droeg drie dodelijke horens en kon zijn lichaam bovendien beschermen door middel van een reusachtig benen nekschild.
De sauriërs waren alle wezens met een zeer geringe intelligentie. In hun reusachtige koppen was slechts een klein plaatsje ingeruimd voor de hersenen. De brontosaurus bijvoorbeeld had een lichaam, dat meer dan 35 ton woog - maar het gewicht van zijn hersens bedroeg nauwelijks 450 gram!
Wat we over deze sauriërs weten hebben we voornamelijk ontdekt door de bestudering van hun beenderen en hun voetafdrukken, die in de rotsbodem bewaard zijn gebleven. Niemand weet precies de reden van het verdwijnen van deze diergroep. Mogelijk heeft een verandering in het klimaat hun uitsterven veroorzaakt of in de hand gewerkt. Misschien ook hebben de eerste zoogdieren de eieren van de monsters in grote getale opgegeten. Maar waardoor dan de dinosauriërs verdwenen zijn terwijl andere reptielen (krokodillen, schildpadden, hagedissen) hieven bestaan, is nog steeds niet geheel duidelijk.