Sinds onheuglijke tijden heeft de mens zich beziggehouden met de bestudering van de sterren. Reeds in de grijze oudheid bouwde hij constructies, die deze studie moesten vergemakkelijken: de zg. sterrekundige observatoria.
Voor zover we weten was het observatorium (of: sterrewacht) al in gebruik bij de oudst bekende culturen: die van Chaldeeën, Egyptenaren en Chinezen. Ook in de Arabische wereld werd veelvuldig van het observatorium gebruik gemaakt. Resten van deze gebouwen zijn bewaard gebleven. In Bagdad bijvoorbeeld bevindt zich een sterrekundig observatorium, dat dateert uit de 10e eeuw.In West-Europa duurde het tot aan het einde van de Middeleeuwen voordat in Kassei het eerste observatorium werd gebouwd (1561). Het observatorium, waarin de beroemde Deense sterrekundige Tycho Brahe zijn ontdekkingen deed, werd in 1576 gebouwd. In 1667 gaf de Franse koning Lodewijk XIV opdracht tot de bouw van de Parijse sterrewacht en in 1675 werd het observatorium van Greenwich opgericht. Aan het einde van de 18e eeuw bezaten de meeste grote steden in Europa een sterrekundig observatorium. Tegenwoordig worden sterrekundige observatoria vooral gebouwd op hooggelegen plaatsen in het gebergte, waar de lucht helder is en de waarnemingen niet gestoord worden door het licht van nabijgelegen steden. Bekende sterrewachten uit onze tijd zijn die van Mount Wilson en Mount Palomar in de Verenigde Staten; het Radcliffe Observatorium in Zuid-Afrika; het Pulkowa Observatorium in de Sowjet-Unie en het La Plata Observatorium in Argentinië. Het bekendste observatorium van Nederland is dat van Leiden terwijl in Dwingeloo een radiotelescoop staat opgesteld.