De woorden ‘zon’ en ‘ster’ betekenen eigenlijk hetzelfde. Alle sterren zijn zonnen; onze eigen zon is in wezen niets anders dan één van de miljarden sterren uit ons Melkwegstelsel.
In het dagelijks leven bedoelen we met ‘sterren’ gewoonlijk alle sterren behalve de zon - omdat de laatste nu eenmaal een afzonderlijke naam heeft. Sommige sterren zijn aanzienlijk groter dan onze zon; andere zijn kleiner. De helderheid van een ster heeft niets te maken met de grootte. Sommige van de allergrootste sterren uit het heelal geven in onze ogen slechts een zwak licht doordat ze zo verbijsterend ver van de aarde verwijderd zijn.De afstand tussen de aarde en de zon bedraagt 150.000.000 km: een afstand, die we met een auto in 70 jaar zouden kunnen afleggen - mits die auto een racewagen zou zijn, die zich met een snelheid van 250 km per uur voortbewoog. Toch staat de zon nog ‘dichtbij’; zelfs de dichtstbijzijnde ster staat veel verder van ons vandaan.
Het licht reist met een snelheid van ongeveer 300.000 km per seconde. Over de 150.000.000 km tussen zon en aarde doet het licht dus ongeveer acht minuten. Maar om een reis te maken van de dichtstbijzijnde ster naar de aarde heeft het licht maar liefst....vier jaar nodig. Het licht van deze ‘huurster’ is te zwak om zonder telescoop te kunnen worden waargenomen. Bij de sterrenkundigen staat ze bekend als Proxima Centauri.
Sirius (een ster uit het sterrenbeeld De Grote Hond) is de helderste ster aan de hemel. Het licht van deze ster heeft bijna negen jaar nodig om de aarde te bereiken. Als Sirius vannacht zou ontploffen, zou het bijna negen jaar duren voor we hier op aarde die explosie zouden zien.
Maar zelfs Sirius is een ‘ster uit de buurt’ als we haar vergelijken met sommige andere, heldere sterren. Het licht van de schitterende ster Rigel bijvoorbeeld heeft liefst...900 jaar nodig om de aarde te bereiken. Dat wil dus zeggen, dat de lichtstralen van Rigel die we vannacht kunnen zien, de ster al verlaten hebben lang voor Columbus Amerika ontdekte ! Hoe ver van de aarde sommige zwakke sterren verwijderd zijn, gaat ons bevattingsvermogen nagenoeg te boven.
Als we zeggen, dat iets stervormig is, bedoelen we daarmee dat het vijf of vier punten heeft. Echte sterren zijn echter bolvormig, evenals de zon. Dat ze ons ‘stervormig’ voorkomen, komt doordat ze ‘twinkelen’. Die twinkeling wordt veroorzaakt door de luchtlagen om de aarde. Als we op de atmosfeerloze maan zouden staan, zouden we zien dat de sterren een gestaag en bewegingloos licht uitzenden.
Evenals de zon zijn sterren dus grote, stralende vuurbollen. Het zijn echter lang niet altijd enkele bollen. Duizenden sterren aan de hemel zijn zg. ‘dubbelsterren’; ze bestaan uit twee vuurbollen, die voortdurend om elkaar heen draaien. Er zijn zelfs sterren, die een kompleet stelsel vormen van meer dan twee bollen. Wat wij op aarde zien als één ster kan in werkelijkheid best een reeks van zes zonnen zijn, die om elkaar heen cirkelen. Niet alle sterren hebben dezelfde kleur.
Sommige zijn blauwwit van kleur, andere wit, weer andere geel, rood of oranje. De kleur van een ster is afhankelijk van de temperatuur die er heerst. De blauwwitte sterren zijn de heetste; hoe meer de kleur naar het rood verschuift, hoe ‘koeler’ de ster is. Maar zelfs rode sterren hebben een temperatuur, die onze begrippen te boven gaat.
Sterren zien we alleen ’s nachts. Overdag zijn ze er natuurlijk ook, maar dan wordt hun voor ons oog zwakke licht overstraald door het scherpe licht van de zoveel nabijere zon.
In heldere nachten kan een geduldige toeschouwer ongeveer 2000 afzonderlijke sterren tellen. Natuurlijk zijn er veel meer; we zien ze alleen niet doordat hun licht te zwak is om zonder telescoop waargenomen te kunnen worden. Sterrenkundigen kunnen ons echter vertellen dat er miljarden en miljarden sterren zijn. Als wij naar de sterrenhemel kijken, krijgen wij de indruk, dat een aantal sterren in groepen, die we sterrenbeelden noemen, voorkomen. In de Oudheid meende men, dat die sterrenbeelden bepaalde afbeeldingen vormden. De verschillende sterrengroepen kregen de namen van de figuren, die men er in meende te zien: Grote Beer, Kleine Beer, Boogschutter, Tweeling, Weegschaal, enz.