Noten zijn altijd zaden van een of andere plant. Dat kan een boom zijn, zoals bij walnoten, amandelen, pecanoten en kokosnoten; een struik zoals bij hazelnoten of een nog kleinere plant zoals het geval is bij pinda’s.
Alle noten zitten veilig opgeborgen in een harde schaal. Soms is die zelfs zó hard, dat we een notenkraker nodig hebben om ze stuk te krijgen.Heel veel noten, die tegenwoordig zonder moeite te krijgen zijn, komen uit verre streken. Amandelen zijn meestal afkomstig uit de landen rondom de Middellandse Zee; Braziliaanse noten groeien in Zuid-Amerika; kokosnoten komen veelal van eilanden in de Grote Oceaan; walnoten en pecanoten worden gewoonlijk ingevoerd uit Noord-Amerika; pinda’s komen uit Afrika. Alleen hazelnoten en beukenoten worden in eigen land aangetroffen.
Noten hebben waarschijnlijk een zeer belangrijke plaats ingenomen op het menu van onze verre voorouders. Noten vormen namelijk een uitstekend voedsel omdat ze veel vetten en veel zetmeel bevatten en daarom bijna even voedzaam zijn als vlees.
Op plaatsen waar noten in het wild groeien, wordt de notentijd (meestal de herfst) altijd met vreugde tegemoet gezien; noten rapen immers kan een genoegen zijn voor jong en oud. Ook eekhoorns maken in deze tijd jacht op de zaden van beuken, hazelaars en eiken, die ze op verschillende plaatsen opslaan als wintervoorraad.
Niet alle notensoorten worden gekweekt of verzameld om gegeten te worden. Oliën uit bepaalde noten worden ook gebruikt voor de vervaardiging van zeep en cosmetica. De bekende geleerde George Carver bijvoorbeeld heeft vele tientallen toepassingen gevonden voor de smakelijke pinda.