Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

FLORA

betekenis & definitie

De wereld kent meer dan 300.000 plantesoorten, die alle tesamen de plantenwereld of de ‘flora’ genoemd worden. Sommige van die planten zijn zó klein, dat ze alleen onder de microscoop zichtbaar worden; andere daarentegen zijn van reusachtige afmetingen.

Beide uitersten overtreffen de dierenwereld: de kleinste planten zijn kleiner dan de kleinste microscopische diertjes; de reuzen uit de plantenwereld zijn aanzienlijk groter dan de grootste diersoorten. Groene planten zijn met behulp van het zonlicht in staat zelf hun voedsel te vervaardigen; bijna alle andere plantesoorten leven ten koste van hun groene soortgenoten. Uitzonderingen zijn de vleesetende planten, die weliswaar groen zijn maar een deel van hun voedsel bemachtigen door het vangen en verteren van kleine insekten.Er zijn andere verschillen in de plantenwereld. Sommige planten dragen prachtige bloemen; andere bloeien zo bescheiden, dat hun bloemen nauwelijks opvallen; weer andere hebben helemaal geen bloemen en planten zich op andere wijze voort. Er zijn planten, die slechts één zomer leven en na hun bloei afsterven; er zijn er echter ook, die tegen de grootste natuurrampen bestand zijn en er in slagen duizenden jaren in leven te blijven. De wereldflora kan verdeeld worden in vier hoofdgroepen. Zij zijn de thallofyten of loofplanten; de bryofyten of mossen, de pteridofyten of varenachtige planten en de spermatofyten of zaadplanten. ‘Thallos’ (in thallofyten) duidt op een plantaardig lichaam zonder wortels, stengels of bladeren. Voorbeelden van zulke loofplanten zijn de algen en de zwammen.

Thallofyten zijn de eenvoudigste plantevormen; ze lijken nog sterk op de eerste planten die op aarde verschenen en sommige ervan bestaan slechts uit één enkele cel. Algen leven voor het grootste gedeelte in het water; zwammen zijn planten zonder chlorofyl.

De thallofyten dragen geen bloemen en produceren ook geen zaden; ze planten zich op andere wijze voort. Een-cellige thallofyten bijvoorbeeld splitsen zich eenvoudig in tweeën. Tot de bryofyten of mossen behoren de bladmossen en de levermossen. Bladmossen zijn bekend genoeg; levermossen vallen minder op. Ze zijn betrekkelijk klein en groeien meestal op vochtige stenen, op natte rotswanden en op boomstammen. Bryofyten dragen geen echte bloemen.

Ze planten zich voort door middel van sporen, doch aan de sporenvorming gaat wel een bevruchting vooraf. Tot de groep der pteridofyten behoren sporeplanten als de varen, de wolfsklauw en de paardestaart. Miljoenen jaren geleden vormden deze planten de voornaamste vegetatie op aarde; ze werden reusachtig groot en worden beschouwd als de voorlopers van de tegenwoordige plantenwereld. De pteridofyten, die de eeuwen overleefd hebben, zijn over het algemeen klein, al kunnen bepaalde varensoorten in de tropen nog forse afmetingen bereiken. Ook deze sporeplanten missen echte bloemen en zaad en vermenigvuldigen zich door middel van sporen. De spermatofyten of zaadplanten tenslotte planten zich voort door middel van zaden.

Tot deze plantengroep behoren bijna alle ‘hogere’ planten. Sommige hebben geen normale bloemen en produceren hun zaden in kegels; voorbeelden daarvan zijn dennen en sparren. Ze worden gymnospermen of naaktzadigen genoemd. Het merendeel van de zaadplanten echter behoort tot de afdeling der bedektzadigen of angiospermen: planten die gewone bloemen krijgen en daaruit vruchten met zaden ontwikkelen. Miljoenen jaren lang waren zaadplanten op de wereld volslagen onbekend. Ze volgden echter in latere tijden de pteridofyten op en beheersen tegenwoordig de aarde, zoals de hogere dieren dat doen in de dierenwereld.

< >