Door het droogleggen van het grootste gedeelte van de vroegere Zuiderzee, waarmee in 1927 een begin werd gemaakt, zal het Nederlands grondgebied worden uitgebreid met vijf nieuwe polders, die een totale oppervlakte beslaan van ongeveer 226.000 hectare. Twee van die nieuwe polders zijn de zg. ‘Flevopolders’: Oostelijk en Zuidelijk Flevoland, die straks samen een reusachtig eiland zullen vormen tussen Amsterdam en Kampen.
De naam ‘Flevo’ is afgeleid van de vroegere naam van het IJsselmeer: het Flevomeer. Flevoland wordt in twee gedeelten drooggelegd en geschikt gemaakt voor de landbouw. Oostelijk Flevoland is drooggevallen in juni 1957 nadat de dijken in september 1956 gesloten waren. Op het ogenblik wordt deze polder in een snel tempo in cultuur gebracht. De eerste boeren hebben er zich reeds gevestigd; het westelijke deel van de polder wordt momenteel bouwrijp gemaakt door zg. ‘staatsboeren’. In Oostelijk Flevoland, dat een oppervlakte bezit van 54.000 hectare, zijn inmiddels ook reeds de eerste dorpen ontstaan.
Dronten, Lelystad en Swifterband zijn al bewoond; met Zeewolde en Biddinghuizen zal dat heel spoedig eveneens het geval zijn. Aanvankelijk zou Larsen de vijfde woonkern in Oostelijk Flevoland worden; de bouw van dit dorp is echter van de plannen afgevoerd. Zuidelijk Flevoland is nog in aanleg. De bedijking is in ’56 voltooid; naar verwacht zal in 1967 met de ontginning van het nieuwe land worden begonnen. Zuidelijk Flevoland is iets kleiner dan zijn oostelijke buur; de polder zal een oppervlakte krijgen van 44.000 hectare.