Thomas Alva (1847 - 1931) Thomas Alva Edison, die in zijn tijd ook wel eens de ‘tovenaar van Menlo Park’ werd genoemd, is misschien wel de grootste uitvinder uit de geschiedenis geweest. Zijn beroemdste prestatie was de constructie van de elektrische gloeilamp.
Voordat de mens elektriciteit ging gebruiken als krachtbron moest er iets verbranden om licht te verkrijgen. Voorbeelden daarvan zijn de nog steeds gebruikte gas-, petroleum- en carbidlampen en de kaars, die licht geeft omdat er in de pit was verbrandt. Met de gloeilamp is dat niet het geval; daarin wordt een draad zodanig verhit, dat hij gaat gloeien zonder onmiddellijk te verbranden. Aan het einde van de vorige eeuw werd er door allerlei technici koortsachtig gewerkt om een bruikbare gloeilamp te construeren.
Daarvoor waren drie dingen noodzakelijk. Ten eerste een manier om materiaal zó sterk te verhitten, dat het zou gaan gloeien. Elektriciteit bleek een uitstekend middel als het materiaal tenminste de vorm had van een dunne draad. Een tweede voorwaarde was, dat er een luchtledig moest bestaan; een ruimte met zó weinig zuurstof, dat de draad niet kon verbranden. Edison loste dat probleem op door zijn draad te bevestigen in een luchtledige glazen bol. Met de derde voorwaarde had ook Edison de grootste moeite: een draad die lange tijd zou blijven gloeien zonder door de grote hitte te verpulveren.
In de tijd dat Edison zich ging bezighouden met de problemen van de gloeilamp, was hij reeds een bekend uitvinder met een grote staf medewerkers. Daarom kon hij het zich veroorloven verscheidene van zijn mensen op reis te sturen om overal in de wereld uit te kijken naar een geschikt materiaal voor zijn gloeidraad. Van de duizenden materialen, die Edisons medewerkers opstuurden naar het laboratorium in Menlo Park bleek koolstof het geschikste. Koolstofdraden werden verkregen door houtvezels te verkolen. Al spoedig kwam Edison tot de ontdekking, dat sommige houtsoorten betere gloeidraden opleverden dan andere. Tenslotte koos hij een bamboevezel uit, die in verkoolde toestand het beste tegen de grote hitte bestand bleek.
Op 21 oktober 1879 was de eerste gloeilamp met een bamboe-koolstofvezel gereed om getest te worden. Toen Edison de stroom inschakelde, begon de lamp te gloeien met een zacht, geel licht. De vraag was nog slechts: hoe lang zou de draad het volhouden? Edison en zijn mensen gingen niet naar bed; uur na uur hielden ze de wacht bij de gloeiende lamp die na twee dagen en twee nachten nóg steeds brandde. Het experiment was geslaagd.
Sinds die gedenkwaardige dag zijn gloeilampen steeds verbeterd - o.m. door Nederlandse technici van de Philipsfabrieken in Eindhoven.
Edison, die op school niet zo’n beste leerling was en al vroeg geld moest gaan verdienen, heeft in zijn leven meer dan 1000 uitvindingen gedaan. De belangrijkste ervan (buiten de gloeilamp) zijn de gramofoon, de film, de microfoon, het meerlijnige telegraaftoestel en de telefoonzender. Voorzover ze niet meer gebruikt worden, vormden ze een grondslag, waarop veel latere verbeteringen en uitvindingen gebaseerd zijn.