Smulpapen onder ons zullen het eens zijn met de bekende Zweedse plantkundige Linnaeus, die (nadat hij voor de eerste keer chocolade had geproefd) de cacaoboom vereerde met de naam ‘Theobrama’. Want dat betekent letterlijk ‘voedsel voor de góden’ ... en dat was nu precies wat Linnaeus vond van de twee produkten van de cacaoboom: chocolade en cacaobomen hebben veel warmte nodig en daarom groeien ze uitsluitend in tropische gebieden.
Ze kunnen tien meter hoog worden; dragen kleine, leerachtige bladeren en pronken in hun bloeitijd met een grote hoeveelheid rosé bloesems. Veel van die bloempjes vallen af maar uit de overblijvers ontwikkelen zich stevige vruchten van ongeveer 30 cm. En in die vruchten bevinden zich de grondstoffen voor de chocolade-industrie: vierentwintig tot veertig amandelvormige zaden, de cacaobonen. Als de cacaopeulen rijp zijn, worden ze van de boom gehakt en een paar uur te drogen gelegd; daarna worden de zaden en het vruchtvlees uit de peul verwijderd. Na enkele dagen laten de cacaobonen los; ze worden gewassen en gedroogd en komen daarna in de fabriek terecht. Daar worden ze geroosterd en van hun dunne huidje ontdaan; chocolade ontstaat als de ‘naakte’ bonen met hete rollen worden fijngemalen, soms onder toevoeging van extra suiker.
Voor cacao is nog een verdere bewerking nodig: de fijngemalen bonen worden dan nog ontdaan van hun vet. Dat vet is geen afvalprodukt; het wordt opgevangen en als ‘cacaoboter’ gebruikt voor het maken van snoepgoed, zalf en zeep.De Spaanse ontdekkingsreiziger Cortes was de eerste Europeaan, die de chocolade leerde kennen. De Mexicaanse Indianen, die hij onderwierp, bleken het als drank te gebruiken onder toevoeging van peper en andere kruiden. Erg lekker vonden de Spanjaarden het aanvankelijk niet; ze leerden hun ‘chocolademelk’ pas waarderen toen ze de kruiden vervangen hadden door suiker. Omstreeks 1600 veroverde de chocolade Europa; een kleine eeuw later maakten de Engelsen er een lekkernij van door de drank inplaats van met water met melk te bereiden. Tegenwoordig worden er jaarlijks miljoenen kilo’s chocolade gebruikt - niet alleen in de vorm van drank maar ook als bestanddeel voor ijs, cake, pudding, broodbeleg en snoepgoed. Hoewel de cacaoboom oorspronkelijk een Amerikaanse plant is (wild komt hij nog voor in het noorden van Zuid-Amerika) wordt hij behalve in Brazilië tegenwoordig vooral verbouwd in de tropische delen van Afrika.