Wie een winkel binnenloopt om iets te kopen, zal dikwijls constateren dat de aangeboden goederen gemaakt zijn in een fabriek en met behulp van ingenieuze machines. Weliswaar is het nog steeds mogelijk met de hand vervaardigde produkten te kopen (handgeweven stoffen, handgesneden gebruiksvoorwerpen, enz.), maar de prijs, die daarvoor betaald moet worden, is zeer hoog.
Handwerk is in onze tijd een luxe geworden. De industrie draagt bijna de helft bij tot de nationale produktie. Dit geldt zowel voor ons land als voor de andere industrielanden in de wereld, zoals de Verenigde Staten, Engeland, Japan en Duitsland.Fabrieken zijn nog betrekkelijk nieuw. Nog maar goed 200 jaar geleden werd bijna alles thuis gemaakt. Textiel bijvoorbeeld werd vervaardigd door zg. ‘thuiswevers’. In de huiskamer, op zolder of in een schuurtje stond het weefgetouw (dat aan de wever zelf toebehoorde) en daaraan werd bijna dag en nacht gewerkt. De geweven stoffen verkocht de man aan de textielhandel, die zorgde voor een verdere bewerking en voor de distributie. Dat alles veranderde toen de stoommachine werd uitgevonden en de nieuwe krachtbron toepassing vond in de industrie. In die tijd ontstonden de eerste fabrieken: grote gebouwen, waarin de fabrikant de nieuwe, kostbare machines opstelde en waarin hij de mensen bijeenbracht, die hij in dienst nam om die machines te bedienen.
De eerste fabrieken ontstonden in Engeland. Van daaruit veroverden ze in korte tijd de rest van de moderne wereld. In Nederland en België deed koning Willem II veel om de industrie te bevorderen en de bouw van fabrieken te stimuleren.
In de eerste jaren van de ‘industriële revolutie’ waren fabrieken geen plezierige plaatsen om te werken. De arbeiders maakten zeer lange dagen; er werden kinderen in dienst genomen om de machines te bedienen; de werkplaatsen waren slecht verlicht en de machines in veel fabrieken bleken levensgevaarlijk. Er werd niets gedaan om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren.
Tegenwoordig is aan al die wantoestanden een einde gemaakt. We hebben nu een vijfdaagse werkweek; kinderarbeid is verboden; de bedrijfsveiligheid wordt op alle mogelijke manieren verzekerd en de meeste moderne fabrieken hebben kantines, wasruimten, douchecellen en zelfs toneel- en filmzalen voor het personeel. Steden met veel fabrieken hoeven er ook niet langer smerig en lelijk uit te zien. Ook een fabrieksgebouw kan mooi zijn, mits het gebouwd wordt door een bekwame architekt. Een nadeel in moderne fabrieken is soms, dat talrijke arbeiders saai en eentonig werk doen (aan de lopende band bijvoorbeeld) of het eigenlijke werk voor een groot deel over moeten laten aan sneller en nauwkeuriger machines. Daar staat echter tegenover, dat de machine ook veel van het zware werk heeft overgenomen.