Een groot deel van de regen, die dagelijks op aarde valt, zakt langzaam weg in de bodem. Als dit water op zijn weg naar beneden een ondoordringbare aardlaag tegenkomt, verzamelt het zich boven die hindernis.
Als die harde klei- of steenlaag verderop aan de oppervlakte komt, volgt het water die laag en treedt opnieuw naar buiten. In zo’n geval spreken we van een natuurlijke bron. We mogen deze waterstroom niet verwarren met een ondergrondse stroom. Dat zijn gewone rivieren, die in kalkrijke bodem plotseling onder de oppervlakte verdwijnen, een tijdlang een ondergrondse bedding volgen en dan opnieuw tevoorschijn komen en verder stromen.Behalve bronnen met koud water zijn er ook warmwaterbronnen - maar deze zijn veel minder talrijk. Het water van deze bronnen komt op de wijze als boven beschreven in de bodem terecht, maar wordt op zijn terugreis naar de oppervlakte verwarmd door warme aardlagen, die meestal voorkomen in de nabijheid van vulkanische gebergten. Er ontstaat in dat geval een natuurlijke stroom van de warme aardlaag naar de oppervlakte. Het koude regenwater, dat die aardlaag bereikt, is namelijk zwaarder dan het warme water dat zich al in de bodem bevindt. Het zakt
daarom naar beneden en drijft het warme water naar buiten. Veel warme bronnen komen tevoorschijn uit de top van kleine ‘kegels’, kraters, gevormd uit mineralen, die in het warme water waren opgelost. Door de afkoeling in de buitenlucht slaat een deel van die mineralen neer en zet zich vast rondom de uitgang van de bron. Het bronwater en de mineralenkegel hebben vaak de prachtigste kleuren door toedoen van bepaalde algensoorten, die zich met de opgeloste of neergeslagen mineralen voeden. Sommige van die algensoorten blijven zelfs in bijna kokend water in leven.
Een land als Ijsland is bekend om zijn warme bronnen; een deel van de naam van de IJslandse hoofdstad Reijkjavik betekent ‘rokend’. De bewoners van de stad gebruiken het water uit de bronnen om hun huizen te verwarmen. Ook een land als Frankrijk heeft talrijke warme bronnen. De bekendste ervan bevinden zich in Aix-les-Thermes. De baden in deze plaats zijn nog gebouwd door de heilige Lodewijk, die er zijn melaatse kruisvaders in liet dompelen. Het water in deze baden heeft een temperatuur van 78° Celsius; de huisvrouwen uit de stad komen het in kruiken halen om er de vaat in te doen. De Romeinen, die verzot waren op warme bronnen en op zweetbaden, vestigden er al kuuroorden, die tot op de dag van vandaag gebruikt worden.