Ned. gemeente in de prov. Zuid-Holland.
Opgravingen in 1959-60 tonen aan dat het gebied van Vlaardingcn in het Neolithicum tussen 2400 en 2100 v.C. bewoond werd door steurvissers en jagers. (→ Vlaardingencultuur). Vlaardingen ontstond in de 7e eeuw; dankt zijn naam aan het stroompje de Vlaarding in de gouw Marsum: overstroomde 839. werd herbouwd. Begin 11e eeuw een sterkte, waarbij de Hollandse graaf → Dirk III tol hief en 1018 de bisschop van Utrecht versloeg. In 1206 komt Vlaardingen in een oorkonde voor als een van de vier hoofdsteden van Holland, maar in de loop van de 13e eeuw werd het overvleugeld door Delft. Kreeg 15.5.1273 tolprivileges van graaf Floris I, 1326 stadsrecht en 1394 vrijdom van stapelrecht van graaf Albrecht. Werd 1574 door plunderende soldaten en 1606 door brand verwoest.
De stad biocide in de 17e en 18e eeuw. vooral door de haringvisserij; verviel in de Franse tijd, kwam in de 2e helft 19e eeuw weer op. In 1909 werd een deel van Vlaardinger-Ambacht geannexeerd en 1941 volgde de rest. toen de gemeente Vlaardinger-Ambacht werd opgeheven.Litt. P.C.Q.Sprenger van Eijk. Gesch. en merkwaardigheden der stad Vlaardingcn (1832: herdr. 1972): J.A.J.Jousma. Oudheid van Vlaardingen (1947); M.C.Sigal, De Drie Maassteden (1948): A.Hallema, Vlaardingen en Dordrecht als de oudste Ned. galeiendepóts (in: TvG 1953); M.den Admirant. Sociaal-historische schets van Vlaardingen 1814-1914 (in: Z.-Holl. Studiën 1954); C.Postma.
Korte geseh. van Vlaardingen (1958): J.Schaper. Vlaardingen in kerend getij (1959); A.Soeteman, 150 jaar sociale zorg in Vlaardingen 1795-1945 (1962): A.G.Ligthart, De Vlaardingers en hun haringvisserij (1966); A.Bijl Mz.. Gesch. van de Oude Haven te Vlaardingen (1967): T.Vos-Dahmen von Buchholz. Van steurvisser tot stedeling (1973); J.P.van der Voort. Bibliografie van Vlaardingen (1975): Th.J.Poelstra. Stad in wording, Vlaardingen 1574-1650 (in: Hisl.
Jb. Vlaardingen 1978): Hist. Jb. Vlaardingen (1978 vlg.).