Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Neolithicum

betekenis & definitie

[Lat. <Gr. lithos, steen], of Jonge Steentijd, periode der prehistorie. Volgens de nieuwste opvattingen ca. 5200 v.C. uitgegaan van het gebied tussen Mésopotamie en de Nijl.

Deze periode wordt gekenmerkt door: landbouw en veeteelt als middelen van bestaan, gebruik van gepolijste en geslepen stenen voorwerpen, pottenbakken en weven. De mensen zijn geen nomaden meer: zij kiezen vaste woonplaatsen. In Nederland wordt het Neolithicum ingedeeld in:Vroeg-Neolithicum (4300—3400 v.C.) met o.a. de → Bandkeramische cultuur en de → Rössencultuur;

Midden-Neolithicum (3400—2400 v.C.) met o.a. de → Michelsbergercultuur en de → Trechterbckercultuur en

Laat-Neolithicum (2400 1700 v.C.) waartoe de → Vlaardingencultuur, de → Standvoetbekercultuur en de → Klokbekercultuur behoren.

In België onderscheidt men het → Omalien (Bandkeramiek), het Campignien (naar Le Campigny in Frankrijk), gekenmerkt door de splijtbijl en vuursteen-artefacten en het Neolithicum van de gepolijste bijlen.

Litt. H.Danthine. De Praehistorie van het Zuiden. Hel Neolithicum (in: dl. I Alg. Gesch.

Ned. red. J.A.van Moutte e.a., 1949, met Litt.): A.W.Byvanck, De Praehistorie van het Noorden. Het Neolithicum (in: Dl. t Alg. Gesch. Ned. red. J.A.van Moutte e.a., 1949, met Litt.): J.A.Brongers en P.J.Woltering. De prehistorie van Nederland (1978, met lilt.).