Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Johan Rudolf Thorbecke

betekenis & definitie

Ned. politicus, *14.1.1798 Zwolle, ✝ 5.6.1872 ’s-Gravenhage. Studeerde letteren in Amsterdam en Leiden; bezocht in Duitsland 1820—24 verschillende universiteiten en studeerde daar o.a. bij Eichhom en Von Savigny. grondleggers van de historische rechtsschool. 1822—24 privaatdocent geschiedenis te Giessen en Göttingen: 1825 hoogleraar politieke en diplomatieke geschiedenis en statistiek te Gent en 1831 te Leiden. de Aanteekening op de grondwet (1839) toont zijn overgang naar het liberalisme.

Werd 1840 door de Staten van Holland in de Dubbele Kamer gekozen, die na de afscheiding van België het nieuwe ontwerp-grondwet moest beoordelen en stemde tegen alle bepalingen.In zijn rede Over het hedendaagsche staatsburgerschap (1844) toonde hij zich voorstander van algemeen stemrecht. Diende in datzelfde jaar met acht andere liberalen het voorstel van de negenmannen in tot grondwetshervorming, dat echter met 34—21 stemmen werd verworpen. Op 17.3.1848 voorzitter van de commissie tot herziening van de grondwet. Het ontwerp van deze commissie leidde tot de ontwikkeling van de voor de parlementaire democratie in Nederland zo belangrijke grondwetsherziening van 1848. Tijdens het eerste ministerie-Thorbecke (1849—53) kwamen belangrijke organieke wetten tot stand zoals Provinciewet, Gemeentewet (1850) Kieswet (1851), benevens de Postwet. Telegraafwet, Enquête-, Onteigenings-, Jacht- en visserij- en Belastingwetten en de Scheepvaartwetten van → Van Bosse.

De → Aprilbeweging maakte een einde aan dit ministerie. Het tweede ministerie-Thorbecke (1862—66) bracht o.a. de wet tot afschaffing van de slavernij in West-lndië, een nieuwe tariefwet (1862), de wet die leidde lot het ontstaan van de hbs, de wet betreffende de Ned. Bank, wetten op het graven van het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg (1863) de Comptabiliteitswet van → Fransen van de Putte (1864) en de wet tot afschaffing der gemeenteaccijnzen

(1865) . Thorbecke kwam ten val door een scheuring in de liberale partij over het Cultuurstelsel. Formeerde na de → Luxemburgse kwestie 1868 het zakenkabinet van Bosse-Fock, maar nam er zelf geen zitting in. Toen bij de mobilisatie (1870) bleek dal de Ned. defensie in deplorabele toestand verkeerde, werd Thorbecke in 1871 opnieuw premier (derde ministerie-Thorbecke. 1871—72). Thorbecke keerde zich tegen de leer van de volkssoevereiniteit, die de → Jong-liberalen aanhingen, omdat volgens hem dan niet meer de vraag wat recht en uitvoerbaar was richtsnoer werd, maar de wens van de meerderheid. Werken: Ober das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte (1824), Bedenkingen aangaande het regt en den staat (1824), Een woord in het belang van Europa bij het voorstel der scheiding tusschen België en Holland (1830), Over de erkentenis der onafhankelijkheid van België (1830), Over de verandering van het algemeen statenstelsel van Europa sedert de Fransche omwenteling (1831). Proeve van herziening der grondwet volgens de Aanteekening (1840), Over de hervorming van ons kiesstelsel (1842), Parlementaire redevoeringen (6 dln. 1856-70).

Historische Schetsen (2e dr. 1872). Uitg.: De onuitgegeven parlementaire redevoeringen van Thorbecke door G.G.van der Hoeven (6 dln. 1900—12); De briefwisseling van Thorbecke door GJ.Hooykaas (2 dln. 1975-79).

Litt. S.v.Houten. De staatsleer van Thorbecke (1872); W.Verkade, Overzicht der staatk. denkbeelden van Thorbecke (1935); J.B.Manger. Thorbecke en de historie (1938): K.H.Boersma. Thorbecke (1949); C.W.de Vries, De ongekende Thorbecke (1950): J.Brandt-v.d. Veen.

Het Thorbecke-archief (1955 vlg., 3 dln. verschenen); I.J.Brugmans. Thorbecke (1958); L.W.G.Scholten, Voetstappen van Thorbecke (1966); J.Romein, J.R.Thorbecke. Politicus zonder Phrase (in: Erflaters van onze beschaving. 13e dr. 1979); J.C.Boogman, J.R.Thorbecke. Uitdaging en Antwoord (in: BMGN, 1972); J.A.Bornewasser. Thorbecke en de kerken (in: BMGN, 1972); W.Verkade, Thorbecke als Oost-Nederlands Patriot (1974); De Wit, Thorbecke en de Wording van de Nederlandse natie (1980).

< >