Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Luxemburgse kwestie

betekenis & definitie

het Franse streven naar verwerving van Luxemburg en de daaruit voortvloeiende internationale verwikkelingen (1866-67). Gevolg van de Pruisische overwinning op Oostenrijk en de daaruit voortvloeiende vorming van een sterke macht aan de Franse grenzen (1866), waardoor Frankrijk naar compensatie streefde.

Koning Willem III wenste Luxemburg aan Napoleon III te verkopen, maar Bismarck maakte bezwaren. Oorlog werd ternauwernood voorkomen. Brits-Russische tussenkomst leidde tot het Verdrag van Londen (11.5.1867), waarbij Luxemburg onzijdig werd verklaard, welke onzijdigheid door de mogendheden gewaarborgd werd, ook door Nederland. In de Ned. parlementaire geschiedenis was deze kwestie van groot belang. De kritiek op het beleid van minister Van Zuylen van Nyevelt was in werkelijkheid tegen het stelsel van koninklijke kabinetten gericht. Het ongenoegen daarover was reeds bij de kwestie Meyer gebleken (→ P. Meyer) de Tweede Kamer stemde de begroting van Buitenlandse Zaken af (26.11.1867).Het is juist, dat deze minister door de onzijdigheid van Luxemburg mede te garanderen Nederland in een gevaarlijke positie had gebracht (in 1914 toen Duitsland Luxemburg bezette, heeft men in Nederland er dan ook met opzet over gezwegen), maar anderzijds had hij voor Nederland de regeling van de → Limburgse kwestie bereikt. Van Zuylen van Nyevelt trad af. Na de kamerontbinding door de koning kwamen de liberalen sterker terug en dwongen de formatie van een kabinet door → R. Thorbecke af (→ P. Blussé van Oud-Alblas). Voortaan was een regering die niet steunde op een parlementaire meerderheid praktisch onmogelijk: het constitutionele stelsel was vervangen door het parlementaire.

Litt. F.van Raalte, de ministcr-presidcnt (1917); J.Th.Hamstra. De Luxemburgse kwestie (1927); F.A.de Graaff. Verhouding van regering en parlement (1930); J.Garson. Le Grand Duché de Luxembourg entre la France. la Bclgiquc et la Pnissc, 1867-71 (1937); G.J.Lammers, De Kroon en de Kabinetsformatie (1952).