(Frentsjer), Ned. gemeente in de prov. Friesland.
Ontstaan uit de buurtschappen Froonacker (gebied van de heer) en Godesacker (kerkelijk gebied) vanouds al rechtsccntrum van Westergo. Blijkens het Franeker Marktrecht van 1402 toen al een economisch centrum. In die tijd moet het ook stadsrechten hebben verworven. In de Buurbrief van 1417 werden de grondslagen van een stedelijk bestuur vastgelegd; het Schutterijstatuut van 1462 gaf een volledig stadsbestuur; speelde een belangrijke rol in de strijd tussen → Schieringers en Vetkopers; 1507—08 werd de trekvaart tussen Franeker en het opkomende Leeuwarden gegraven en vervolgens die tussen Franeker en Bolsward. Tijdens Karel v een van de acht steden in Westergo, die gevolmachtigden naar de Friese Landdag zonden; 1566 reeds een steunpunt der Reformatie; werd 1578 voorgoed staats. Behoorde tijdens de Republiek. van de elf steden die vertegenwoordigd waren in de Friese Staten, tot de acht bemuurde.
Bovendien had het met Leeuwarden vrije electie van zijn magistraten. Tweede helft 18e eeuw belangrijk centrum der → patriotten. In de 19e eeuw werd de stad ontmanteld. Had 1585—1811 een hogeschool, die 1815-43 als atheneum werd voortgezet.Litt. A.Hallema, Franeker door de eeuwen heen (1953).