Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Zeeland

betekenis & definitie

de westelijkste provincie van het koninkrijk der Nederlanden, is ruim 30 vierk. mijlen groot, met 173,000 bewoners, en heeft tot hoofdplaats de stad Middelburg op het eiland Walcheren. De prov.

Z{ bestaat grootendeels uit eilanden (zie WALCHEREN, SCHOUWEN, THOLEN, BEVELAND Nd.- en Zd.-) benevens het voormalige Staats-Viaanderen (zie dat art.). Lang is Z. een graafschap geweest, dal reeds in de 8e of althans stellig in de 9e eeuw onder de graven van Holland stond. In de 10e eeuw werd Walcheren door keizer Hendrik III aan Boudewijn IV, graaf van Vlaanderen, geschonken, hetgeen bloedige oorlogen tusschen de Hollanders en de Vlamingen ten gevolge had, totdat al de zeeuwsche eilanden, door tusschenkomst van Frankrijk's koning, Karel den Schoone, weder onder het gezag van den graaf van Holland kwamen (1323). Sedert dien tijd volgde Z. het lot van het graafschap Holland, zoodat de graven die over Z. geregeerd hebben, dezelfde zijn als die van Holland (zie dl. II, blz. 94), totdat Z. in 1579 als nederlansche provincie optrad bij de Unie van Utrecht (zie dl. II, blz. 645).