Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Karel

betekenis & definitie

lat. Carolus, fr. en eng.

Charles, duitsch Karl, naam van eene groote menigte personen, waarvan wij de voornaamste hier zullen indeelen in 10 rubrieken, in de volgende orde:1) heiligen;
2) koningen van Frankrijk;
3) fransche prinsen, hertogen van Burgundië, d° van Lotharingen, koningen van Navarre;
4) keizers van Duitschland;
5) koningen van Engeland ;
6) koningen van Zweden;
7) koningen van Spanje;
8) koningen van Napels en der Beide Sicilien;
9) hertogen van Savoje en koningen van Sardinië;
10) verschillende personen.
I. Heiligen.

Karel

bijgenaamd de Goede, graaf van Vlaanderen, zoon van den heiligen Knnt, kouing van Denemarken, aanvaardde 1119 het bewind als opvolger van Bondewijn, graaf van Vlaanderen, die hem lot opvolger benoemd had, om hem le beloonen voor de diensten, iu Palestina door K. bewezen. In 1123 sloot K. een verbond met den koning van Frankrijk tegen keizer Hendrik V. In Vlaanderen ging K. doortastend te werk, om een einde te maken aan de moorden en aan allerlei geweldenarijen, die daar aan de orde van deii dag waren; het volk vond in hem een krachtig beschermer tegen de verdrukking, die het tot dus ver ondervonden had van de grooten. Bertolf van der Slraaten, provoost van Brugge, en zijn neef Bouchard, zich dus de handen gebonden ziende, vermoordden K. in de kerk te Brugge (1127). De roomsch-kath. Kerk viert 2 Maart de nagedachtenis van dezen vromen vorst (den heiligen Carolus). Sommigen vereeren onder den naam van heiligen Carolus keizer Karel den Groote; zie KAREL. 1 onder de koningen van Frankrijk (volgende rubriek)

Karel-Borromeo (de heilige); zie BORROMEO.

II. Koningen van Frankrijk.

Karel-Martel

hertog van Austrasie. natuurlijke zoon van Pepijn van Heristal, en vader van Pepijn den Korte, was geb. 690 of 691, en v.erd na zijns vaders dood (714) door zijne stiefmoeder Pleclrude gevangen gehouden te Keulen, doch wist middel te vinden om te ontsnappen, en nerd nu door de anstrasische Franken tot hertog gekozen, versloeg in onderscheidene gevechten Chilperik II, koning van Frankrijk, en stelde 718 in diens plaats een telg van koninklijken bloede, Clotarius IV, ten einde namens dezen zelf te regeeren. Toen Clotarius gestorven was, deed K. koning Chilperik II, dien hij verslagen had te Vincy (717) en te Soissons (719), aan zich uitleveren; hij liet hem echter zijne kroon behouden, en vergenoegde zich met den titel van majordomns: doch feitelijk had K. al het gezag in handen. Hij overwon de Saksen, de Friezen, de Duitschers, de Beieren, en behaalde 732, tusschen Tours en Poitiers, eene volkomene overwinning op de Sarraceenen, die onder aanvoering van Abderamus een inval waren komen doen in het land der Franken. Naar men wil was aan K. zijn bijnaam Martel (marlcau = hamer) gegeven, omdat hij alle tegenstanders, die in den strijd onder zijn bereik kwamen, verpletterde als met eenen hamer. Bij zijn overlijden, 22 Oct. 741 te Quiercy aan de Oise, deelde hij het rijk onder zijne drie oudste zonen (Carloman, Grifon en Pepijn den Korte), doch zonder hun den titel van koning te geven, daar hij dien, in weerwil van zijne macht, zelf niet had aangenomen.

Karel I, genaamd Karel de Groote (fr. Charlemagne), koning van Frankrijk en keizer van het westersch-romeinsche rijk (roomsch keizer), tweede zoon van Pepijn den Korte, geb. 2 April 742 op het kasteel van Saltzburg in Opper-Beieren. Na den dood zijns vaders (768) werd hij als koning der Franken gekroond, gezamenlijk met zijn jongeren broeder Carloman, bij wiens dood (771) K. alleen meester bleef van het gezag, daar de zonen van Carloman door den rijksdag van de troon-opvolging werden uitgesloten. Reeds 770 had K. eene volkomene overwinning behaald op de volkeren van Aquilanié, die zich onafhankelijk wilden maken. Nadat hij alleen meester was geworden van het frankische rijk, begon hij te werken aan de taak, die hij zich zelven gesteld had, namelijk het roomsche keizerschap aan de Franken te brengen, en het grootste gedeelte van het christelijk-germaansche rijk te vereenigen tot één groot geheel; tot dat einde voerde hij den 30-jarigen oorlog (772—803) tegen de Saksen, die, aangevoerd door Wittekindt, eenen hardnekkigeu tegenstand boden, en eerst 804 door hem tot onderwerping gebracht werden, terwijl hij zich, om hun het in-opstand-kompii onmogelijk te maken, genoodzaakt zag het Saksische volk uit hunne woonsteden te verplaatsen. Door den paus te hulpgeroepen, versloeg K. 774 Theodorik, koning der Longobarden, en maakte zich van diens rijk meester. Na dus het Longobardische rijk vernietigd te hebben, toog K. naar Spanje 778, en bevocht er verscheidene overwinningen op de Sarraceenen; doch zijne achterhoede leed deerlijk de nederlaag bij Roncevaux. In 796 vernietigde hij het rijk der Awaren,en stichtte eene Oostelijke Marke (zie ÜOSTENBIJK); en op den eersten Kerstdag van het jaar 800 werd K. in de Sint-Pieterskerk te Rome door paus Leo III als keizer gekroond. In 813 stelde hij zijnen zoon Bodewijk (den Kromme; aan als medebestuurder des rijks, en stierf reeds kort daarna (Jan. 814); zijn lijk werd te Aken bijgezet. Door den tegenpaus Pascal III werd K. in de rij der heiligen opgenomen (kerkelijke gedenkdag 28 Jan.); als zoodanig wordt hij ook vereerd als beschermheilige der universiteit van Parijs. Zijn leven is beschreven door Eginhard, die zijn geheimschrijver geweest was. Het reusachtige rijk, door K. I gesticht, strekte zich bij zijnen dood tot de volgende grenzen uit: ten VV. den Atlantischen Oceaan; ten Z. de Ebro in Spanje, den Vulturniis in Italië; ten O. Saksen, de Theiss, de Carpalhen en de Oder; ten N. de Oostzee, de Eider, de Noordzee en het Britsche Kanaal. Verdiende K. I den eernaam de Groote door zijne bnilenlandsche staatkunde en krijgskundige bekwaamheden, niet minder verdiende hij dien naarn door zijne zorg voor orde en welvaart in zijn rijk, voor aanmoediging van landbouw, nijverheid, kunst en wetenschap, krachtige bevordering van het onderwijs, kortom door alles, waardoor een machtig en lalentvol vorst een zegen voor zijn volk en voor geheel de wereld kan worden. Zijne Capttulanen (verzameling van wetten en decreten) getuigen van wijsheid en nooit rustende zorg om oide te brengen in alles; men heeft van K. ook Brieven. Buitendien houdt men dezen grooten monarch voor den schrijver van een theol. werk, Opus Curolinum genaamd (zie CAIIOIJJNSCHE HOEKEN).

K. II, bijgenaamd de Kale, zoon van Lodewijk den Zachtmoedige (of Vrome) en van Juditli van Beieren, geb. 823 te Frankfort aan den Main, werd koning 840. Hij verbond zich met Lodewijk den Duitscher tegen hunnen ouderen broeder Lotharius, die hen van de deeling des rijks wilde uitsluiten, en te zaïnen bevochten ze op hem de overwinning bij Fontenay in Üurgundié (841), waarvan het gevolg werd eene gelijke deeling des rijks tusschen de drie broeders. Bij die deeling, bekend ouder den naain van »deeling van Verdun", bekwam K. II Neustrie, Aquilanié en de spaansche marke (dus de kern van het tegenwoordige Frankrijk), waaraan later, zoo door verovering als door erfenis, nog andere landstreken toegevoegd werden, zoo o. a. 869 een gedeelte van Lotharingen, 875 Italië; in laatstgenoemd jaar werd hij door paus Johannes VIII als keizer gekroond. Deze vorst zag zijn rijk overweldigen door de Noormannen, aan wie hij aanzienlijke sommen geids gaf, om hen te bewegen zijn land weder te verlaten. Hij had verscheidene oorlogen te voeren, om zich te handhaven in het bezit van Aquitanie, dat hij onder zijnen schcpter had ten nadeele van zijnen neef Pepijn II. Zich naar Italië begeven hebbende, ten einde met den paus de middelen te beramen, om de aanvallen der Sarraceenen af te slaan, zag hij zich verplicht naar zijn rijk terug te keeren, doordieu Carloman, koning van Beieren, een inval was komen doen in Lombardije. Op zijn lerugkeer werd bij door eene hevige ziekte aangetast, en stierf 877 in het dorp Brios aan den voet van den berg Cenis. Hij werd als frankisch koning opgevolgd door zijnen zoon Lodewijk II, als keizer echter door Carloman, zoon van Lodewijk deu Duitscher. Van K. II afdagteekent de toenemende macht der groote leenmannen en de verzwakking van het koninklijk gezag.
K., bijgenaamd de Dikke, die rijksbestuurder was onder Karel den Eenvoudige, draagt als keizer den naam van Karel III (zie onder de Keizers).
K. III, bijgenaamd de Eenvoudige, na zijns vaders dood 879 geboren, zoon van Lodewijk den Stamelaar. Na het overlijden van zijne broeders, Lodewijk III en Carloman, die hij moest opvolgen, beschikten de landsgrooten over de kroon leu behoeve van keizer Karel den Dikke. Toen deze 887 afgezet was, werd K. de Eenvoudige echter niet lot den troon geroepen, maar Eudes (Odo), graaf van Parijs, tot koning verkoren. Intusschen bracht K. het loch zoo ver, dat hij 893 als koning gezalfd werd, en gedurende eenigen tijd deelde hij den troon met Eudes. Bij diens dood (898) bleef K. koning alleen. Niet in staat aan de Noormannen het hoofd te Bie-

den, zag bij zich bij het tractaat van Sl.-Cair-surEpte genoodzaakt hun een gedeelte van Neustrie (Normandié) af te slaan, en aan hunnen aanvoerder Rollo zijne dochter ten huwelijk te geven (911). De edellieden kwamen tegen K. in opstand (922—23), doch werden dooi hem verslagen, terwijl hun aanvoerder Robert, broeder ian koning Eudes, in den strijd sneuvelde; maar op zijne beurt overwonnen door Hugo den Groote, zoon van Robert, nam K. de wijk naar Herbert, graaf van Vermandois, die hem vervolgens levenslang gevangen hield op het kasteel van Péronne, waar K. 111 in 929 stierf. Hij liet eenen zoon na, die bekend is onder den naam van Lodewijk d'Outrerner. Onder de regeering van K. III begonnen de groole vasallen zich meer en meer onafhankelijk te maken van het koningschap.

K. IV, bij genaamd de Schoone, derde zoon van Filips den Schoone en Johanna van Navarre, geb. 1293, beklom den troon 1322 als opvolger van zijn broeder Filips den Lange, en erfde bij den dood zijner moeder ook de kroon van Navarre. Hij stierf 1 Febr. 1328 te Vincennes. Uit zijne drie huwelijken (met Blanca van Burgundie, Maria van Luxemburg en Johanna van Evreux) had hij niet anders dan dochters, zoodat met hem de rechte mannelijke linie der Capetingers uitstierf, en met zijn opvolger Filips VI kwamen de Valois op den troon. K. IV had in den korten tijd zijner regeering bloedige twisten met Eduard II, koning van Engeland, over de huldiging, die deze vorst hem verschuldigd was ter zake van Normandié. Hij had ook oorlog te voeien tegen eenige Gaseogner edellieden, die, door de Engelschengeruggesteund.vijaudelijke invallen kwamen doen op zijn grondgebied (1324); omdat de Gascogners bij die gelegenheid aangevoerd werden door bastaardzonen der edellieden, wordt deze oorlog genaamd Baslanrden-oorlog (guerre des balards).
K. V, bijgenaamd de Wijze (of Geleerde), oudste zoon van koning Jan 1, geb. 21 Jan. 1337, voerde sedert 1356 als rijksbestuurder de teugels van het bewind, daar zijn vader bij Maupertuis door de Engelschengevangen genomen was.In 't begin had hij moeite om zich staande te houden, daar de algemeene staten zich de macht aanmatigden, en de stad Parijs tegen hem in opstand kwam. Te gelijkertijd braken de onlusten der Jacquerie uit, en werd de oorlog met Engeland hervat, die echter met den vrede van Brétigny 8 Mei 1360 beëindigd werd. Koning Jan stierf 8 April 1364, en nu beklom K. V zelf den troon. Met veel bekwaamheid hief hij de koninklijke macht uit den staat van onbeduidendheid op, waarin die gebracht was, en had aan zijne broeders en aan Duguesclin dappere veldheeren. Nadat de oorlog met Engeland opnieuw uitgebrokeu was, ontweldigde K. aan de Engelschen nagenoeg al hunne bezittingen in Frankrijk; bij zijnen dood waren Bordeaux, Galais, Cherbourg, üayonne en verscheidene sterkten nog in de macht der Engelschen. Hij was een bevorderaar van wetenschap en studie, en had altijd geleerden om zich heen, door wie hij ook het tegen den paus gerichte geschrift Songe du Vergier liet opstellen. Hij bepaalde de meerderjarigheid voor Frankrijk’s koningenopl4 jaren, stichtte de koninklijke bibliotheek, verving de staten-generaai door eene vergadering van notabelen, liet de Bastille bouwen, schiep eene staande armee, en had bij zijne gemalin Johanna van Bourbon twee zonen, nl. Karel VI (die hem opvolgde toen hij 16 Sept. 1380 stierf) en Lodewijk, hertog van Orleans.
K. VI, bijgenaamd de Welbeminde, ook de Krankzinnige, zoon van Karel V, geb. 3 Dec. 1368 was 12 jaren oud toen hij 1380 zijnen vader opvolgde op den troon, terwijl zijne vier ooms, de hertogen van Anjon, Burgundie, lierry en Bourbon, elkander het regentschap betwistten, en Frankrijk beroerden door al de gruwelen van een burgeroorlog; de stad Rouaan kwam in opstand; in Parijs zelf sloegen de moordenaars, bekend onderden naamvan Maillolijnen, de geldmannen dood met ijzeren hamers [maillets). In 1382 versloeg K. bij Roosebeke de in opstand gekoniene Vlamingen. In 1385 trouwde hij met Izabella van Beieren, en nam 1388 de teugels van het bewind zelf in handen. In 1392 toog hij ten strijd tegen den hertog van Bretagne, die eene schuilplaats verleende aan den moordenaar van Clisson; maar terwijl hij ouder eene gloeiende zon door het bosch van Mans trok, werd hij in zijne hersenen gekreukt. Gedurende zijne verstandsverbijstering namen zijne ooms het regentschap weder op, en de burgeroorlog ontbrandde opnieuw. De hertog van Orleans, broeder des konings, werd 1407 op last van den hertog van Burgundie vermoord, en hierop scheurde geheel Frankrijk zich in twee partijen, nl. de Armagnaken (aanhangers van den hertog van Orleans) en de Bourguignons (aanhangers van den hertog van Bourgogne of Burgundie); reeds kort daarna werd de hertog van Burgundie vermoord bij wijze van wederwraak. Hendrik V, koning van Engeland, van deze verdeeldheid partij trekkende, wapende zich tegen Frankrijk, bevocht de schitterende overwinning van Azincourt (1415), en maakte zich meester van Normandié; vervolgens iu bondgenootschap getreden met den jongen hertog van Burgundie, Filips den Goede, die den op zijnen vader gepleegden moord te wreken had, en ook met de lichtzinnige koningin Izabella zelve, liet de engelsche koning zich kronen als koning van Frankrijk (1421). Den titel van koning bleef K. VI evenwel nog voortdurend voeren, en zijn zoon (Karel Vil) voerde als rijksbestuurder het bewind over het weinige grondgebied dat hem nog restte. Te midden van al die verwarring stierf K. VI den 21 Oct. 1422.
K. VII, bijgenaamd de Zegerijke, zoon van Karel VI, geb. 22 Febr. 1403, regeerde bij de krankzinnigheid zijns vaders eenigen tijd; doch genoodzaakt uit Parijs te vluchten, waar de partij van den hertog van Burgundie de overhand had, nam hij de wijk naar Bourges, waarom de Engelschen hem spottenderwijs Koning van Bourges noemden. Hij nam den titel aan van rijksbestuurder, onderwierp verscheidene sleden, en stelde een parlement in. Toen de hertog van Burgundie vermoord was (1419) werd K. beticht daarin de hand gehad te hebben, en hij werd van de troon-opvolging vervallen verklaard. Bij zijns vaders dood (1422) door zijne eigene moeder en schier de gansche wereld verlaten, terwijl de Engelschen meester waren in Parijs, liet K. zich niettemin als koning erkennen. Het gelukte hem de op de Engelschen naijverige hertogen van Burgundie en Bretagne voor zich te winnen; de heldhaftige Dunois hield in het veld tegen de Engelschen stand ; en eindelijk mocht hij door de bedrijven van Jeanne d’Arc (zie JEANNE) geheel en al zegevieren; 17 Juli 1429 w’erd hij te Reims gekroond, Charlres werd veroverd, met Burgundie 21 Sept. 1435 vrede gesloten, Parijs 13 April 1436 bezet, en 12 Nov. 1437 deed K. VII zijne intrede in Parijs. De Engelschen bezaten eindelijk van al hunne veroveringen in Frankrijk niets meer, dan enkel de stad Galais. Door K. Vil werd regel gebracht in herifinantic-wezen en de rechtspleging; hij stelde orde op de behoorlijke uitbetaling van soldij aan de troepen, en op het handhaven vu de krijgstucht; door de Pragmatieke Sanctie (1458) verzekerde hij de vrijheden van de Gallieaansche Kerk; hij vormde eene staande armee, en onderdrukte den opstand der grooten, bekend onder den naam van Praguerie. Zijne gemalin was Maria van Anjou; hij was echter niet zeer standvastig in de liefde; onder zijne minnaressen merken wij eenigen tijd op de schoone Agnes Sorel. De laatste levensjaren van K. VII werden vergald door de eerzucht van zijnen zoon (Lodewijk XI); de vrees, dat die ontaarde zoon hem uit den weg zocht te ruimen door middel van vergif, was oorzaak dat K. VII zich liet doodhongeren: hij stierf 22 Juni 1461.
K. VIII, bijgenaamd de Minzame, zoon van Lodewijk XI en Charlotte van Savoje, geb. 30 Juni 1470 te Amboise, was 13 j. toen hij 1483 den troon beklom. De voogdij werd opgedragen aan zijne zuster Anna van Frankrijk, dame de Beaujeu, in weerwil van de tegenkanting van Lodewijk, hertog van Orleans. Reeds verloofd met Margareta, dochter van den roomschen koning Maximiliaan, die zelf verloofd was met Anna, de erfgename van Bretagne, won K. VIII in 1491 de hand van laatstgenoemde en trad met haar (Anna van Bretagne) in den echt, waardoor de gewichtige provincie Bretagne aan Frankrijk kwam; hieruit ontstond een oorlog, die 23 Mei 1493 eindigde met den vrede van Senlis. Vervolgens deed hij oude aanspraken der laatste prinsen van Anjou op Napels gelden, toog Aug. 1494 met eene legermacht de Alpen over, trok 31 Dec. Rome binnen, liet zich door den paus met het Napelsche beleenen, en nam 21 Febr. 1495 Napels in zonder slag of stool. Doch even spoedig als hij dit nieuwe grondgebied veroverd had, ging het ook weder voor hem verloren. De paus, de Venetiauen, Sforza, hertog van Milaan, Ferdinand van Aragonie, Izabella van Castilie, sloten een verbond tegen hem, en noodzaakten hem nog in datzelfde jaar (1495) Italië te ruimen. Op zijnen terugtocht aangetast hij Fornovo door het geallieerde leger, dat 40,000 man sterk was, bevocht K. met slechts 9000 man eene schitterende overwinning, en had zoodoende het geluk, weder over de grenzen van zijn eigen land te komen. Hij was een goedhartig, maar bekrompen man, en stierf 7 April 1498 in zijne geboorteplaats. Met hem stierf de oudste linie van Valois uit, en hij werd opgevolgd door zijn neef, den hertog van Orleans, die den naam aannam van Lodewijk XII.
K. IX 2de zoon van Hendrik II en Catharina de Medicis, geb. 27 Juni 1550, heette aanvankelijk hertog van Orleans, en volgde zijnen broederFrans II op den troon 5 Dec. 1560, aanvankelijk onder het regentschap van zijne moeder, die ook nog later eenen even overwegenden als verderfelijke!] invloed bleef uitoefenen op het regeeringsbeleid. Onder K. IX werd het rijk verscheurd door de drie eerste Hugenoten-oorlogen. Toen het colloquium van Poissy (1561), waarvan het doel was eene verzoening tusschen de beide partijen tot stand te brengen, den gewenschten uitslag miste, vatteden de Hugenoten de wapenen op, onder aanvoering van den prins \un Condé. Na aanvankelijk eenige voordeelen behaald te hebben, werden ze verslagen te Dreux door den hertog van Guise (1562), te St.-Denis door den connetable van Monlmorency (1567), te Jarnac en te Monconteur door den hertog van Anjou, later Hendrik III (1569). Eindelijk werd de vrede geteekend te Saint-Germain (1570); en het huwelijk van de zuster des konings met een jongen protestanlschen vorst, den koning van Navarre, later Hendrik IV, scheen een waarborg te zullen zijn voor eene duurzame goede verstandhouding in de toekomst, toen de rampzalige Bartholomeusnacht (12 Aug. 1572) aan alles den bodem kwam inslaan. Gehoor gevende aan de ellendige inblazingen zijner moeder, gaf K. IX, op het oogenblik waarop zijne bruiloft gevierd werd, het nooit genoeg te brandmerken bevel tot het vermoorden van alle Protestanten in geheel Frankrijk. Deze nnmenschelijke koning spoorde zelf de moordenaars aan tot het volbrengen van hun bloedwerk; men wil zelfs.dat hij persoonlijk op zijne onderdanen stond te schieten uit de ramen van het bouvre. Hij stierf ten gevolge van zijne buitensporige levenswijs 30 Mei 1574, op zijn sterfbed verteerd door gewetenswroegingen. Bij zijne gemalin Elizabeth, dochter van keizer Maximiliaan II, had hij geen kinderen, zoodat hij als koning opgevolgd werd doorzijnen broeder Hendrik III.
K. X, onder dezen naam werd kardinaal Karel van Bourbon door de bigue als koning uitgeroepen bij den dood (2 Aug. 1589) van Hendrik III. Zie het art. BOURBON (Karel van) dl. I blz. 554. kol. 2. -K. X, Karel Filips, 4de zoon van den dauphin, was een kleinzoon van Lodewijk XV, en broeder van Lodewijk XVI en Lodewijk XVIII. Geboren 9 Oct. 1757 te Versailles, voerde hij aanvankelijk den titel van graaf van Artois. In 1773 trouwde hij met MariaTheresia van Savoje, die hem twee zonen schonk (de hertogen van AugoulAme en van Berry). Als prins leefde hij verkwistend, werkte de hervormingsplannen van Lodewijk XVI tegen, behoorde onder de eersten, die 1789 emigreerden, en zwierf door Europa rond, om verdedigers te zoeken voor de zaak van het fransche koningschap; hij was werkzaam bij alle onderhandelingen en plannen tegen de fransche republiek en tegen Napoleon. Na den dood van Lodewijk XVII door Monsieur benoemd tot luitenant-generaal des rijks, deed hij, door de Engelschen geholpen, eene poging om eene landing te bewerkstelligen op Ile-Dieu aan de kust der Vendee (1795), doch dit mislukte. In 1813 begaf hij zich uit Engeland naar Bazel, om nieuwe pogingen te beproeven ; doch eerst in het volgende jaar gelukte het hem in Franche-Comté door te dringen met de Geallieerden ; 12 April 1814 deed hij als luitenant-generaal des rijks zijne intrede in Parijs, en wist aanvankelijk de genegenheid van velen te winnen door zijne minzaamheid. Bij Napoleons terugkeer (1815) vlood hij naar byon, en van daar naar Gent, en was na de tweede restauratie der Bourbons een steunpilaar van de partij der reactie, ofschoon hij zich voor het oog der wereld geheel vreemd hield aan de staatkunde, en zijnen tijd doorbracht met jagen en kerkgaan. Bij den dood van zijn broeder Lodewijk XVIII werd hij zelf tot den troon geroepen (16 Sept. 1824). Aanvankelijk waren zijne regeeringsdaden wel geschikt om hem bemind te maken; doch door latere maatregelen werd die eerste goede indruk langzamerhand vernietigd. Ziehier de voornaamste gebeurtenissen uit de regeering van K. X.: handhaving van het ministerie Villèle ; opheffing van de censuur (23 Sept. 1824); tractaat met St.-Domingo (17 April 1825); wet op de heiligschennis (20 April); toewijzing van een milliard francs als schadeloosstelling aan de uitgewekenen (27 April); zalving des konings in de kathedraal van Reims (29 Mei 1825); ontbinding van de nationale garde(29 ApriH827); wederinvoering van de censuur (24 Juni); expeditie naar Griekenland en overwinning bij Navarmo (6 Juli); benoeming van een gematigd ministerie, met Martignac tot voorzitter (4 Jan. 1828), welk ministerie eenigen lijd de reeds vrij algemeen zijnde misnoegdheid wisl te sussen; benoeming van een ministerie Polignac (8 Ang. 1829); inname van Algiers (6 Juli 1830). Doch reeds weinige dagen na dien triomf onderteekende hij (23 Juli) de ordonnantiën, waarbij de vrijheid der drukpers opgeheven, eene nieuwe wet op de verkiezingen ingevoerd, en de tegen 3 Aug. bijeengeroepene Kamers ontbonden werden. Deze inconstitutioneele handelingen voerden het misnoegen ten top; 27, 28 en 29 Juli waren drie dagen, gedurende welke Parijs in gewapenden opstand was (de Juli-omivenleling); en hij besluit van de vonrloopige regeering, die zich op het stadhuis van Parijs geconstitueerd had, onder de leiding van hertog Lodewijk Filips vanOrleansalsrijkshestuurder, werd K. X vervallen verklaard van den franschen troon; 2 Aug. 1830 deed hij afstand van den troon ten behoeve van zijnen kleinzoon, hertog Hendrik van Bordeaux, doch het was reeds te laat om aan dezen het koningschap te kunnen verzekeren. De van den troon gebonsde Karel X ging 16 Aug. 1830 scheep naar Engeland, hield daar op het kasteel van HolyHood in Schotland verblijf tot hij zich in Sept. 1832 naar Praag begaf, waar hij het in de nabijheid gelegene kasteel Hradschin bewoonde tot 1835, toen ging hij naar Kirchberg, en van daar eindelijk 1836 naar Gortz, waar hij 6 Nov. 1836 stierf.

III. Fransche prinsen en kortingen van Navarre.

Karel van Frankrijk, ook Karel van Lotharingen genaamd, tweede zoon van Lodewijk d Outremer eu broeder van Lotharius, bekwam bij zijns vaders dood geen het minste gedeelte van zijn rijk. In 977 ontving hij van keizer Otto II het hertogdom Neder-Lotharingen (Brahand),waarop hij aanspraak had door zijne moeder, en bewilligde er in, den keizer te huldigen als zijnen leenheer. Toen in 987 de troon van Frankrijk ledig kwam door den dood van zijnen neef Lodewijk den Vadzige, deed Hugo Gapet hem van de troon-opvolging uitsluilen, onder hel voorwendsel, dat hij een vasal was van den keizer. Te vergeefs poogde K. zijn recht op den franschen troon te doen geiden gewapenderhand; na eerst eenige voordeelen behaald te hebben, werd hij 991 in de stad I.aon gevangen genomen, eu opgesloten in den toren van Orleans, waar hij 993 stierf.

Karel van Frankrijk of van Valois, zoon van Filips den Stoute, geh. 1270, ontving als apanage de graafschappen Valois en Alencon (1285),en werd 1290 graaf van Anjou, Maine en Perche door zijn huwelijk met Margarela, oudste dochter van Karel II van Anjou, die in uaam koning was van Sicilië. In 1283 was K. bekleed met den titel van vicaris van den Heiligen Stoel. Eenige voordeelen, door hem in Italië behaald op de vijanden van den paus, verschaften hem den eernaam van Verdediger der Kerk. Omstreeks 1323 door zijn neef Karel den Schooue, koning van Frankrijk, niet de taak belast om Guyennc en Vlaanderen te ontweldigen aan Engeland's koning Eduard II, droeg K. door hel veroveren van verscheidene steden veel bij tot den vrede, die reeds kort daarna lot stand kwam lusschen den koning van Frankrijk en Izabella, koningin van Engeland, de zuster van Eduard II. in het volgende jaar stierf K. te Nogent, van de eerste zijner drie vrouwen (Margarela van Sicilië) eenen zoon nalatende, die den troon van Frankrijk beklom onder den uaam van Filips VI, en de eerste koning was van den tak der Valois. Men heeft van K. gezegd dat hij was fils de rot, frère de roi, père de rot, jamais roi.

Karel van Anjou, koning van Napels, broeder van Lodewijk IX. Zie in de rubriek der koningen van -Napels.

Karel van Anjou, graaf van Maine, derde zoon van Lodewijk II van Anjou, koning van Napels en Sicilië, was de zwager eu gunsteling van Karel VIL Hij wist zich in die gunst staande te houden tot aan den dood van dien koning, dien hij op zijne verschillende tochten vergezelde van 1449 tot 1452. Bij de troonsbeklimming van Lodewijk XI scheen hij zich aan dien vorst aan te sluiten, en werd met de taak belast, om diens geschillen met den hertog van Bretagne tot eene vereffening te brengen; zijne onderhandeling tot dat einde werkte intussclien niets anders uit, dan dat de haat van beide partijen nog grooter werd. Na een nog dubbelzinniger gedrag gedurende de befaamdeiipue, genaamd da Kien Public zoowel in Nortnandie, waar hij verzuimde de Bretagners in bedwang te houden, als in den slag van Montlhéry, waar hij den koning in den steek liet en de vlucht nam, zou men niet anders gedacht hebben dan dat op zijn lafhartig of trouweloos gedrag door Lodewijk XI de strengste straf zou worden toegepast: hij viel echter eenvoudig in ongenade bij dien vorst, die reden had om K.'s broeder René, den koning van Sicilië, te ontzien. In 1472 stierf K.

Karel van Anjou, graaf van Maine en hertog van Calabrie, zoon van den vorige, en laatste telg uit het huis van Anjou, werd, krachtens het testament van zijn 1480 gestorven oom René, begiftigd met het hertogdom Provence, doch stierf reeds kort daarna (1481) uit verdriet over het afslerven van zijne vrouw. Hij had van zijne voorouders rechten op den troon van Napels geerfd, en droeg als koning van Napels den titel van Karel IV. Zijne souvereiniteit over Provence vermaakte hij aan Lodewijk XI en diens opvolgers; de inlijving van die prov. bij Frankrijk had 1486 plaats door Karel VIII.

Karel van Blois, of van Cbatillon, zoon van Margarela, zuster van Filips van Valois, trouwde 1337 met Johanna van Penlhièvre, dochter van Guido en nicht van Jan III hertog van Bretagne. De huwelijks-voorwaarden bepaalden, dat K. van Blois den naam en het wapen van Bretagne zou voeren, en dat hij hertog Jan III zou opvolgen, die geen kinderen had. Het meerendeel der edellieden en baronnen huldigden K. als vermoedelijken opvolger van hunnen souverein ; doch Jan, graaf van Montfort, broeder van den hertog van Bretagne, wilde zich als de naast gerechtigde doen gelden om zijnen broeder op te volgen. Bij des hertogs dood (1341) brak dan ook een bloedige oorlog uit, die 23 jaren voortduurde; eerst in 1364 kwam daaraan eeneinde door den dood van K. van Blois, die in den slag van Auray sneuvelde. In dezen langen worstelstrijd, waaraan ook Frankrijk eu Engeland deel namen, blonk het groolsche karakter van de gravin van Montfort ml, en traden verscheidene beroemde krijgshelden op den voorgrond, o. a. Gautier de Mauni, Beaumanoir, Duguesclin cn Chandos.

Karel van Bourbon, connetable. Zie BOURBON.

Karel de Stoute hertog van Burgnndiê, zoon van Filips den Goede, geb. 1433, droeg eerst den titel van graaf van Charolais, en onderscheidde zich reeds vroeg door zijnen moed en door zijn feilen haat tegen Lodewijk XI. Hij nam deel aan de Ligue du Bien-Public legen dien koning, cn leverde hem den onbeslist blijvenden slag van Montlhéry (1465). Wreedaardig van inborst, strafte hij met verregaande strengheid de Luikenaars en Gentenaars, die tegen hem in opstand waren gekomen. Toen hij te weten gekomen was, dat Lodewijk XI, die met hem onderhandelde te Péronne, middelerwijl opnieuw de Luikenaars tot opstand had laten aanhitsen, noodzaakte hij den huichelacbtigen (ranscben koning met hem op te rukken tegen de opstandelingen, en hem behulpzaam te zijn om hen tot onderwerping te brengen (1468). Zijne geheele regeering was slechts eene aaneenschakeling èn van zijne oorlogen tegen Lodewijk XI (wiens machtigste vasal hij was, en tegen wien hij den keizer V3n Duitschiand en den koning van Engeland in het harnas trachtte te jagen), èn van zijn streven om zijn grondgebied te vergroolen ten koste van zijne naburen, voornamelijk van Zwitserland en Lotharingen. Hij werd door de Zwitsers verslagen in verscheidene ontmoetingen, bijv. te Granson, vervolgens te Morat, waar zijne gansebe armee vernietigd werd (1476); en kort daarna vond hij den dood in de nabijheid van Nancy, dat hij trachtte te ontweldigen aan den hertog van Lotharingen (1477). Met hem eindigde in Frankrijk het leenmanschap. Hij liet eene dochter na, Maria genaamd, die zijne staten erfde, en een gedeelte daarvan overbracht in het huis van Oostenrijk, door haar huweiijk met aartshertog Maximiliaan, zoon van keizer Frederik III.

Karel I (of II, als men Karel van Lotharingen als Karel I medetelt), hertog van Lotharingen, werd opgevoed aan het hof van Frankrijk onder Karel V, regeerde van 1391 tot 1431, verdedigde de aanspraken op den keizerstroon van zijnen schoonvader Robert tegen Wenceslas; streed mede in de fransche armee bij den slag van Azincourt, en werd connétable in 1417.

K. II (of III), bijgenaamd de Groote, hertog van Lotharingen, zoon van hertog Frans 1 en Christina van Denemarken (de nicht van Karel V), was geb. 1543 te Nancy, en was slechts 3 jaren oud, toen zijn vader stierf. Aan zijne moeder Christina werd het regentschap opgedragen, gezamenlijk met den bisschop van Verdun. Deze K. (II of III) was een weldoener van zijn volk en gaf goede wetten aan zijn land; hij stichtte de universiteil van Pont-a-Mousson; ook de steden Clermont in Argonne, Luneville.Stenay werden door hem gesticht, en het bouwplan vastgesteld voor de stad Nancy. Hij was gehuwd met Clandia, dochter van Frankrijk's koning Hendrik II, en maakte 1589 aanspraak op den troon.
K. III (of IV), hertog van Lotharingen in 1624, plaatste zich onvoorzichtiglijk op eenen voet van vijandschap tegenover Frankrijk, en werd van zijne staten beroofd door Lodewijk XIII (1631). . Een gedeelte bekwam hij terug door het tractaat van SaintGermain (1641) en dat van de Pyreneén (1659); maar hij werd opnieuw verdreven door Lodewijk XIV, omdat hij die tractaten geschonden had. Hij stierf 1675, na eene overwinning te Consarbruck behaald te hebben op maarschalk Créqui. Hij had geen kinderen; en krachtens zijn testament van 1660 werd Lodewijk XIV zijn opvolger.
K. IV (of V), neef van den vorige, erfde 1675 diens rechten, in weerwil van het verzet daartegen van Lodewijk XIV; doch niet bij machte zich feitelijk in het bezit van zijue geerfde landen te stellen, ging hij in oostenrijksche dienst. Hij wou daar de vriendschap van keizer Leopold, die hem de hand schonk van zijne zuster, de aartshertogin Maria Eleonore. Hij was een der beste veldheeren van hel keizerrijk, en behaalde, onder meer andere overwinningen, die in den slag van Mohacz op de Turken (1687). Hij stierf 1690.

Karel I, koning van Navarre; zie KAREL. IV onder de koningen van Frankrijk.

K. II, bijgenaamd de Slechte (of Booze), geb. 1332, was een achterkleinzoon van Filips III, eu werd 1349 koning van Navarre. Recht op den troon van Frankrijk hebbende, ingeval de linie der Valois uitstierf, hield hij niet op tweedracht in Frankrijk te zaaien, in de hoop, langs dien weg op den troon te zullen komen. Tot dal einde trad hij in bondgenootschap met den koning van Engeland, maakte aanspraak op verscheidene provinciën, bracht Parijs in opstand tegen den dauphin (Karel V), deed zelfs eene poging om dien prins uit den weg te ruimen door middel van vergif, en hield zich niet eer rustig, dan toen Karel V stevig op den troon zat. Toen wendde deze K. II zijne blikken naar Spanje, en had langgerekte geschillen met Peter den Wreedaard en Hendrik van Trastamara, die elkander Caslilié betwistten. Alle partijen verradende, maakte hij zich zoo vele vijanden, dat hij, om zich ml de engte te helpen, genoodzaakt was afstand te doen van een gedeelte zijner landen (1379). Eindelijk geleerd hebbende door den tegenspoed, sleet hij zijne laatste jaren in vrede, zich alleenlijk bezig houdende met zijn binnenlandsch bestuur. Hij stierf 1387. Hij was gehuwd met eene dochter van koning Jan.
K. III, bijgenaamd de Edele, zoon van den vorige, volgde 1387 zijnen vader op, en beijverde zich om met zijne naburen in vrede te leven. Van de aanspraken, die zijn vader op verscheidene provinciën van Frankrijk gemaakt had, deed hij afstand (1404), en ontving voor dat afstand-doen aanzienlijke sommen gelds. Na eene langdurige en vreedzame regeering stierf hij 1425.

Karel van Navarre, prins van Viane en infant van Navarre. Zie CARLOS (don).

IV. Keizers van Duitschiand.

Karel I en ii; zie onder de koningen van Frankrijk KAREL DE GROOTE en KAREL, DE KALE.

K. III, bijgenaamd de Dikke, zoon van Lodewijk den Duilscher en kleinzoon van Lodewijk den Vrome (of Zachtmoedige), geb. 832, ontving bij de deeling van zijns vaders rijk (876) slechts liet zuidwestelijk gedeelte van Duitschiand (d. i. Zwaberi), doch erfde door den dood van zijn broeder Carloman (880) Beieren, Italië en de keizerskroon, en door den dood van zijn broeder Lodewijk II (882) het overige Duitschiand. De Noormannen, die in Lotharingen hunne verwoestingen kwamen aanrichten, werden niet met het zwaard door hem verdreven, maar in tegendeel door eene aanzienlijke som gelds bewogen hem met rust te laten. Gedurende de minderjarigheid van Karel den Eenvoudige tot rijksbestuurder van Frankrijk benoemd (884), onderhandelde hij andermaal met de Noormannen in plaats van hen te bevechten, toen ze hunne strooptochten in Neustrie kwamen doen, en verkreeg slechts legen betaling van 700 livres zilver, dat ze zich verwijderden. Door dit lafhartig gedrag haalde hij zich de algeineeue verachting op den hals, zag zich door zijne armee verlaten, en werd door den algemeenen rijksdag van Tribur bij den Rijn (887) van den troon vervallen verklaard. Het rijk van Karel den Groote, slechts voor een korten tijd weder in zijn geheel onder één schepter gebracht, spatte dus weder uiteen ; en zoo goed als geheel vergeten stierf K. III reeds het volgende jaar (888) in de abdij van Reichenait.
K. IV, geb. 13 Mei 1316 te Praag, zoon van koning Jan van Bohemen en kleinzoon van keizer Hendrik VII, werd 1346 als koning van Bohemen, 1347 als keizer gekroond. Hij handhaafde zich, terwijl zijne beide tegenkeizers (Lodewijk, en Gunther van Schwartzburg) kort na elkander stierven. Door zijn tocht naar Rome, alsook door een lateren tocht naar Italië, herstelde hij daar de rust niet; wel gelukte hem dat gedeeltelijk in Duitschiand, waar hij zijnen naam vereeuwigde door het uitvaardigen van de Gouden Bul (1356), die tot in onze eeuw de grondwet is geweest van het Duitsche rijk. Zijne voornaamste zorg wijdde hij aan de uitbreiding van zijn grondgebied; hij verwierf, behalve Bohemen en Moravie, 1368 ook nog Silezie en de Neder-Lausitz, en 1373 Brandenburg. In Bohemen deed hij veel ter bevordering van beschaving en welvaart, moedigde mijnwezen en landbouw aan, maakte de Moldau bevaarbaar, bouwde de nieuwe stad, den hradschm en de brug te Praag, en slichtte aldaar 1378 de eerste duitsche universiteit. Hij was viermaal gehuwd, en stierf te Praag 29 Nov. 1378. Van zijne zonen kwam Wentzel in het bezit van Bohemen, van Silezië en van de keizerskroon ; Brandenburg viel ten deel aan Sigismund, de Lausitz aan Jan.
K. V (in 'tfransch Charles Quint), gel). 24 Febr. 1500 te Gent, oudste zoon van aartshertog Filips van Oostenrijk, en van Johanna, erfgename van Ca-tilie en dochter van Ferdinand en Izabella van Spanje. Reeds bij het leven zijner moeder, wier verstandelijke vermogens in eenen staat waren, die haar ongeschikt maakte tol regeeren, aanvaardde R. V de teugels van het bewind in Spanje (1516), en drie jaren later, na den dood van Masiiniliaan I, werd hij tevens tot duitsch keizer verkoren (1519); zijn medestander naar de keizerskroon was Frans 1, koning van Frankrijk, die dus zijn natuurlijke vijand werd. Lang beoorloogden de beide vorsten elkander met afwisselend krijgsgeluk, totdat R. V de overhand behield', in den slag van Pavia (1525) werd Frans I gevangen genomen, en zoo naar Spanje gebracht, waar hij zich genoodzaakt zag te Madrid een zeer onvoordeeligen vrede te sluiten; eenmaal weder in vrijheid, bleef hij in gebreke de bepalingen van het vredestractaat na te komen, en de oorlog begon opnieuw (1526); deze oorlog leverde als voornaamste gebeurtenissen de inname van Rome door Bourbon (1527) en den veldtocht van Lautrec in het koningrijk Napels (1528), en eindigde met den vrede van Ramerijk. In 1536 begon R. V den oorlog nogmaals, en kwam het beleg opslaan voor Marseille; hij werd echter genoodzaakt terug te trekken, en sloot te Nizza een stilstand van wapenen voor 10 jaren. In 1539 verkreeg hij van Frans I vergunning om door Parijs te trekken, ten einde den opstand der Gentenaars te gaan beteugelenden werd hij die gelegenheid in Frankrijk’s hoofdstad met groolen luister ontvangen. Desniettemin verklaarde hij drie jaren later aan Frankrijk den oorlog; doch zijn leger werd verslagen bij Cercsole, hetgeen tot den vrede van Crespy leidde (1544). Ook verscheidene veldtochten had R. V tegen Afrika ondernomen; hij versloeg Barbarossa 1535, doch zag zijn aanslag op Algiers mislukken (1541). Al zijne krachten spande R. V in om de Rerkhervorming te. fnuiken; toen hij 25 April 1547 bij Muhlberg de overwinning behaald had op Jolian Frederik van Saksen, en het Augsburger Interim door hem uitgevaardigd was, dacht hij in Duilschland zijn oogmerk bereikt te hebben. Doch 1552 trad Maurits van Saksen tegen hem in het veld ; R. V moest naar Innsbruck vluchten, en 2 Aug. 1552 genoegen nemen met den vrede van Passau. waarbij aan de Protestanten vrijheid van geweten werd toegestaan. Middelerwijl had Hendrik H van Frankrijk de lotharingsche bisdommen ingenomen, en R. deed vruchtelooze pogingen om die te heroveren (vergeefs belegerde hij 1552 Mctz, dat verdedigd Werd door den hertog van Guise). Nu begon zich zwaarmoedigheid meester van hem te maken, en 1556 legde hij zijne beide kronen neder (zijn broeder Ferdinand volgde hem als keizer op, nadat hij reeds eenige maanden vroeger zijne kroon als koning van Spanje had overgedragen aan zijnen zoon Filips 11); hij begaf zich in het klooster Geronimo de San-Yusle in Estremadura, waar hij intusschen nog de raadsman bleef van zijnen zoon Filips II, totdat hij 21 Sepl. 1558 stierf. Behalve zijn genoemden zoon en opvolger Filips II, had R. bij zijne gemalin Izabella van Portugal nog een zoon en twee dochters verwekt, nl.: Ferdinand (gest. 1545), Maria (de vrouw van Maximiliaan II) en Johanna (de vrouw van Jan van Portugal). De natuurlijke kinderen of bastaarden van R. V waren: don Juan van Oostenrijk, en Maria (die naderhand zoo bekend werd als landvoogdes der Nederlanden).
K. VI, tweede zoon van keizer Leopoid I, geb. 1 Oct. 1685, liet zich dadelijk na den dood van Karel II als koning van Spanje kronen te Weenen 1703, en begaf zich 1706 naar zijn koningrijk doch vond daar een mededinger in Filips V, den kleinzoon van Lodewijk XIV, hetgeen aanleiding gaf tot den Spaanschen Successie-oorlog; het mocht K. niet gelukken, zich in het bezit te stellen van zijne kroon. Na het overlijden van zijnen broeder, keizer Jozef I (1711), werd K. tot keizer van Duilschland verkoren, zoodot hij toen Spanje verliet; en drie jaren later deed hij hij het tractaat van Rastadt afstand van zijne rechten op den spaanschen troon, en ontving als schadeloosstelling Napels, de hertogdommen Milaan en Mantua, Sardinië en de Nederlanden. Onder zijne regeering behaalden de keizerlijke troepen, aangevoerd door prins Eugenius, de overwinningen van Peterwardein (1716) en Belgrado (1717) op de Turken, die ten laatste genoodzaakt werden tot den vrede van Passarowitz (1718). Vervolgens had K. VI eenen nieuwen oorlog te voeren tegen den koning van Spanje Filips V, en sloot met GrootBntannie, Frankrijk en de Nederlanden (1718) het Viervoudig verbond tegen Spanje; de hangende geschillen werden echter vereffend bij het tractaat van Weenen (1725). De oorlog brak opnieuw uit 1733, toen Frederik-Aagust, die door keizer K. VI was begunstigd, verkoren werd tot koning van Polen, ten nadeele van Slanislas, wiens verheffing was voorgestaan door Frankrijk: deze oorlog eindigde 1735 met een verdrag, waarbij aan Slanislas, voor het derven van de poolsche kroon, Lotharingen als schadeloosstelling werd gegeven, terwijl Napels en Sicilië weder aan Spanje afgestaan werden. Na het beëindigen van dezen oorlog door de Turken aangetast, moest hij hun bij den vrede van Belgrado 18 Sept. 1738 Belgrado met Servië en Walachije afstaan. Hij stierf 20 Oct. 1740. Daar hij uit zijn huwelijk met Elizabeth Christine van Brunswijk-Wolfenbuttel slechts eene dochter (Maria Theresia) naliet, stierf met K. VI de mannelijke linie van het huis Habsbiirg uit. Om aan deze zijne dochter de troonopvolging te verzekeren had hij reeds 1713 de Pragmatieke Sanctie afgekondigd, die niet slechts door al de oostenrijksche staten, maar tevens door verscheidene mogendheden erkend was geworden. In weerwil echter van deze voorzorg werd aan zijne dochter het bezit van de kroon levendig betwist. Over Napels had K. geregeerd van 1707 tot 1755. —K. VII (Karel Albert), zoon van MaximiliaanEmmannel, keurvorst van Beieren, destijds stadhouder der Spaansche Nederlanden, gel). 1697 le Brussel, trad 1722 in den echt met eene dochter van keizer Jozef I, en volgde 1726 zijnen vader op als keurvorst van Beieren. Reeds 1732 protesteerde hij tegen de Pragmatieke Sanctie; en toen keizer K. VI in 1740 gestorven was, weigerde hij diens dochter Maria Theresia te erkennen, en beweerde zelf op al de ooslenrijksche erflanden aanspraak te hebben krachtens een testament van Ferdinand I; om deze zijne rechten te doen geiden, sioot hij 18 Mei 1741 het Nymphenbtirger verbond met Frankrijk en Spanje. Door de troepen van Lodewijk XV ondersteund, liet hij zich te Lintz kronen als hertog van Oostenrijk, te Praag als koning van Bohemen, en eindelijk te Frankfort als keizer (1742). Maar reeds kort daarna begonnen de oorlogskansen te verkeeren, en binnen weinig tijds verloor hij al zijne veroveringen, zoodat hij te Frankfort resideerde als een keizer zonder keizerrijk. Van eenen inval, dien de koning van Pruisen in Bohemen deed (1744), trok K. VIIpartij om zijne erflanden te heroveren, en deed eindelijk zijne intrede in Munchen, waar hij 20 Jan. 1745 stierf. Als keurvorst van Beieren werd hij opgevolgd door zijnen zoon Maximiliaan Jozef; als keizer had hij tot opvolger Frans 1, den gemaal van Maria Theresia.
V. Kortingen van Engeland, Schotland en Ierland.

Karel I, tweede zoon van Jacobus 1, geb. 19 Nov. 1600 te Dunfermline in Schotland, werd prins van Wallis door den dood van zijnen broeder Hendrik (1612), en beklom 1625 den troon, waarop hij in den echt trad met de roomsch-kath. Marie Henriette van Frankrijk, zuster van Lodewijk XIII. Aan voortreffelijke gaven naar lichaam en geest paarde hij al de stijfhoofdigheid, aan zijne familie eigen. Door de zucht om de koninklijke macht meer en meer uit te breiden en de rechten des volks in te krimpen, lag hij aanhoudend overhoop met hel parlement, dat hem de noodige gelden weigerde of hem billijke vertoogen deed, zoodat het dan ook viermaal achtereen door hem ontbonden werd, en hij eigenlijk zonder parlement regeerde gedurende elf jaren. Na reeds door allerlei willekeurige handelingen de gemoederen tegen zich verbitterd te hebben, voerde hij het misnoegen ten top, door in zijn gansche rijk eene nieuwe liturgie te willen invoeren, die opgesteld was door aartsbisschop Laud. Nu kwamen de Presbyterianen als één man in verzet, en stelden het vermaarde Covenant op, bij welke acte zij zich verbonden, hunne godsdienst te znllen verdedigen met opoffering des noods van goed en bloed (1638). Dit was het sein tot de uitbarsting van den burgeroorlog; en in dezen dreigenden staat van zaken zag K. zich genoodzaakt, het nieuwe parlement bijeen te roepen. Dit parlement, dat zich constitueerde voor een onbepaalden tijd van duur, en uit dien hoofde bekend is onder den naam van Long-Parliament, werd 3 Nov. 1640 geopend; en wel verre van aan den koning steun te verschaffen, kende het zich al dadelijk de bevoegdheid toe, om als rechter uitspraak te doen over al de handelingen des konings: al de door K. genomene willekeurige maatregelen werden buiten werking gesteld, en ten gevolge van eenen in Ierland uitgebroken opstand, nam het Parlement het hoogste gezag geheel en al in handen. Na vergeefsche pogingen om het Parlement tol onderwerping te brengen, verliet de koning 10 Jan. 1642 zijne hoofdstad, en nam de wijk naar York; en nu brak tusschen den Koning en het Parlement feitelijk de oorlog uit. Over het leger, dat het Parlement op de been bracht, benoemde het Essex en Cromwel! tot opperbevelhebbers ; en ook de Schotten schaarden zich aan de zijde der Parlementairen. Na een afwisselend krijgsgeluk, waarin de Koninklijken reeds meer dan eens de nederlaag hadden geleden, bevochten de Parlementairen eindelijk eene volkomene overwinning 15 Juni 1645 bij Naseby; K. I vluchtte in Mei 1646 naar hel schotsche hoofd kwartier, doch werd 16 Febr. 1647 voor geld door de Schotten aan het Parlement uitgeleverd, in Juni echter door de Independenten uit de macht van het Parlement bevrijd. Daar hij evenwel heimelijk onderhandelde met al de partijen zijner tegenstanders, verloren allen, toen dit ontdekt werd, tot zelfs den laatsten zweem van vertrouwen in hem. Desniettemin scheen het Parlement weder eenigszins tot den Koning toe te naderen, en, nadat Cromwell’s partij de Presbyterianen uit het parlement verdreven had, traden ook de Schotten weder voor den Koning op; om hem dus alle kansen af te snijden, werd hij 20 Jan. 1649 voor een buitengewoon gerechtshof gebracht, 27 Jan. ter dood veroordeeld wegens misbruik van macht en dwingelandij, en drie dagen later (d. i. 30 Jan. 1649) voor Whitehall ter dood gebracht. Hij onderging zjjn lot met mannelijke waardigheid. Wat hem ook te laste gelegd moge worden, hij was een man van hooge beschaving des geestes, groote minzaamheid in den omgang, en vlekkelooze reinheid van zeden. Dat hij ook verdienstelijk de letterkunde beoefende blijkt uit zijne geschriften, in het licht gegeven door Brown (’s-Hage 1651). Hij had drie zonen, nl.: Karel II (zijn opvolger), Jacobus (later koning Jacobus II) en den hertog van Gloucester.

K. II, zoon van den vorige, geb. 29 Mei 1630, ging tijdens den burgeroorlog naar Frankrijk, nam na de ter dood brenging van zijnen vader (1649) den titel van koning aan, landde 23 Juni 1650 in Schotland, waar hij eenen goeden aanhang vond, liet zich vervolgens te Scone kronen als koning (1651), doch verloor 3 Sept. 1651 bij Worcester den beshssenden veldslag tegen Cromwell, en redde zich, niet dan met het grootste gevaar, door de vlucht. Na behouden in Frankrijk gekomen te zijn, begaf hij zich naar de Nederlanden, waar hij verblijf hield, totdat hij 1660 (twee jaren na Cromweli's dood) hoofdzakelijk door de ijverige bemoeiingen van generaal Monk op den engclschen troon werd geroepen; 26 Mei landde hij te Dover, en deed 29 Mei onder het oorverdoovend gejubel van eene ontelbare volksmenigte zijnen intocht in Londen. Op het voetspoor zijns vaders wenschte hij geheel alleen te regeeren, ontbond herhaalde malen het parlement, en koos tot raadslieden der kroon verdorvene ministers (zie CABAL). Door zijne lichtzinnigheid, zucht tot vermaak en verkwisting geraakte hij reeds spoedig in geldverlegenheid, greep alle middelen te baal om aan geld te komen, verkocht Duinkerken en Mardijk aan Frankrijk, en genoot lang een vast jaargeld van Lodewijk XIV. Om het misnoegen der bevolking onschadeiijk te maken, bediende het Kabaalministerie zich van alle middelen, die daartoe konden leiden; eindelijk evenwel viel dit zedelooze ministerie door zijn streven om de Roomsch-katholieken te begunstigen; de koning moest de Test-acte onderteekenen, aan de gerechtelijke vervolging tegen het zoogenaamde roomsch-katholieke komplot haren loop laten, en de Habeas-Corpus-acte geven. Toen de storm tot bedaren was gekomen, stak de reactie het hoofd omhoog; en even als vroeger delloomschkatholieken, moesten 1683, ten gevolge van hel Ryehouse-komplot, de republikeinen bloeden. De koning stierf 6 Febr. 1685, en deed op zijn sterfbed belijdenis van de roomsch-katholieke kerkleer. De pest (1665) en de brand van Londen (1666) verhoogden den druk der tijden onder de regeering van K. 11. Onder hem ontstonden ook (1680) de partijen der whigs en tories; door K. II werd het Koninklijk Genootschap te Londen gesticht (1660); en kenmerkte zijne regeering zich door eene krachtige ontwikkeling derengelsche letterkunde, sterker nog kenmerkte zij zich door een toenemend zedebederf, dat zich uit de hofkringen, waarin het bij uitnemendheid heerschte, verbieidde onderalle klassen der bevolking. Geen wettige kinderen hebbende uit zijn huwelijk met Catharine van Portugal, werd K. II opgevolgd door zijnen broeder Jacobus II.
K.-EduardStuart

genaamd dc Pretendent. Zie STUART.

VI. Koningen van Zweden.

Vijftien koningen van Zweden hebben den naam van Karel gedragen. De regeering der zes eerste behoort meer tot het gebied der mythe, dan tot dat der geschiedenis.

Karel VII zoon van Sverker, regeerde over Zweden van 1160 tot 1168; reeds sedert 1151 was hij koning van Gothland. Hij verklaarde den oorlog aan de bewoners van Ingermanland en Esthland, om hen te noodzaken tot omhelzing van het Christendom. Hij stichtte vele kerken en kloosters, doch begon reeds spoedig te ondervinden, dat de macht der geestelijkheid te sterk werd. Toen hij middelen beraamde om aan de aanmatigingen der geestelijke heeren perk te stellen, werd hij in eenen opstand (1168) gedood door Knut Erikson. Zijne vrouw Christina vluchtte naar Denemarken met haren zoon Sverker, die naderhand koning van Zweden werd.

K. VIII zoon van Knut Bonde, waarom hij veelal genoemd wordt Knutson of Canutson, stamde af van koning Erik IX, den heilige. De vereeniging van de koningrijken Denemarken, Zweden en Noorwegen, 1397 te Calmar geproclameerd door Margareta van Waldemar, was voor Zweden niets anders geweest dan eene bron van rampen, zoodat die vereeniging 1448, bij den dood van Christoffel den Beier, verbroken, en Karel Knutson tot koning van Zweden verkoren werd. Door Noorwegen werd hij in het volgende jaar als koning erkend; doch dit rijk werd hem reeds spoedig ontweldigd doorChristiaan I van Oldenburg, die hem eenigen tijd later (1457) tevens noodzaakte den troon van Zweden op te geven. Kort daarna echter heroverde K. den troon, doch werd andermaal verdreven. Ten derden male in het bezit van zijne kroon geraakt (1467), bleef K. VIII dien dragen tot aa,n zijnen dood (1470).
K. IX vierde zoon van Gustaaf Wasa, geb. 4 Oct. 1550, voerde aanvankelijk den titel van hertog van Södermanland. Bij den dood van zijnen oudsten broeder Jan III (1592) trok hij partij van de afwezigheid van zijnen broeder Sigismond, die tot koning van Polen verkoren was, en deed zich benoemen tot rijksbestuurder, waarna hij zich eenige jareu later (1604) als koning liet uitroepen. In 1595 had hij een decreet uitgevaardigd, houdende, dat dc Lulhersche kerkleer voortaan de eenige in zijn rijk gedulde godsdienst zoude zijn. Hij had oorlog te voeren tegen de Russen, en trad als overwinnaar uit dien strijd; maar hij leed gevoelige nederlagen in zijne oorlogen tegen de Polen en Denen. Hij stichtte 1607 de stad Gothenburg, en stierf 1611. Zijne eerste vrouw was Anna Maria, dochter van paltsgraaf Lodewijk; sedert 1592 had hij zijne tweede vrouw, Christine van Holstein, die hem zijn'opvolger, den beroemden Gustaaf Adolf geschonken had.
K. X (Karel Gustaaf), geb. 8 Nov. 1622, zoon van Johan Casimir, paltsgraaf van Tweebruggen, en Catharina. dochter van Karel IX van Zweden uit zijn eerste huwelijk. Als prins onder den naam van “de paltsgraaf” bekend, streed hij na den dood van zijnen oom, koning Gustaaf Adolf, in den 30-j. oorlog, werd 1648, kort voor den Munsterscben vrede, opperbevelhebber over de zweedsche armee in Duitschland, en beklom na de abdicatie van zijne nicht, koningin Christina, 1654 den troon. Hij was een onverschrokken veldheer. Eerst wendde hij zijne wapenen tegen de Polen (1655), won den vermaarden veldslag van Warschau, die drie dagen duurde (1656), en maakte zich binnen drie maanden tijds van geheel Polen meester. Te gelijk met den koning van Polen, die doorOostenrijk gesteund werd (1657), had K. X te strijden met den koning van Denemarken, rukte met zijne armee over de dichtgevrorene Belten van eiland tot eiland, en kwam zoo op het eiland Seeland aan. Nu verspreidde zich schrik en verslagenheid in Kopenhagen; en bij het tractaat van Rothschild bedong hij, dat hem Schonen en nog eenige andere provinciën afgestaan wierden (1658), die sedert tot Zweden zijn blijven behooren. Onder voorwendsel, dat het tractaat niet naar behooren ten uitvoer was gelegd, verscheen K. X, die van een eenig Scandinavisch rijk droomde, reeds spoedig opnieuw voor Kopenhagen, bestormde die stad, doch werd afgeslagen, en veranderde nu de belegering in eene stelselmatige insluiting. Hij maakte zich gereed tot eenen nieuwen aanval om de stad te bemachtigen, toen hij 1660 plotseling stierf te Gothenburg. Hij was gehuwd met Hedwig Etenonore van Holstein.
K. XI zoon en opvolger van den vorige, geb. 1655, stond aanvankelijk (1660) onder voogdij van zijne moeder Hedwig Eleonore, en bij het tractaat van Oliva, dat 1660 door den raad van regentschap gesloten werd, werd de door K. X aangevangen oorlog beëindigd, en aan Zweden eene aanzienlijke vergrooting van grondgebied toegestaan. In 1672 aanvaardde K. XI zelf de teugels van het bewind; in verscheidene gevechten bracht hij aan Christiaan V, koning van Denemarken, die hem den oorlog verklaard had, de nederlaag toe, en noodzaakte hem tot eenen voor Zweden voordeeligen vrede (1679). Zijn binnenlandsch bewind was streng, nadat hij 1680 door de staten-vergadering met een onbeperkt gezag was bekleed ; den adel ontnam hij niet slechts verscheidene privilegiën, maar beroofde dien tevens van vroeger verworvene bezittingen, die te voren slaats-eigendom waren geweest. Tegen deze verdrukkingen was het bezwaarschrift van den adel en van Palkul namens de Lijflanders gericht, dat 1689 aan den koning ingediend werd. Hij was gehuwd met Dlrike Eleonore van Denemarken; en toen hij 15 April 1697 stierf, liet hij aan zijnen zoon en opvolger een koningrijk na, dat in bloeienden staat verkeerde, eene uitmuntende armee en dito vloot bezat, en eene gevulde schatkist, zooals nog geen zijner voorgangers ooit had nagelaten!
K. XII zoon en opvolger van den vorige, geb. 27 Juni 1682 te Stokholm, werd bij zijns vaders dood door de staten-vergadering meerderjarig verklaard, en beklom den troon (1697). Zulk een jeugdigen vorst meenden zijne naburen gemakkelijk te kunnen vermeesteren, zoodat Frederik IV van Denemarken, August II van Polen en Peter I van Rusland een verbond aangingen tegen hem. Allereerst wendde K. XII zijne wapenen tegen Denemarken, kwam het beleg opslaan voor Kopenhagen, en noodzaakte Frederik IV tolden vrede van Travendahl (8 Aug. 1700). Nu rukte hij op naar Koerland, en bevocht met 8000 man tegen 50,000 Russen de schitterende overwinning bij Narwa (Nov. 1700). Vervolgens ontzette hij het door Saksen belegerde Riga, rukte toen Polen binnen, liet daar koning August II van den troon stooten en Stanislas Leszczynski in diens plaats op den troon plaatsen, vervolgde zijnen tegenstander tot in Saksen, waar liij hem 1706 noodzaakte den vrede van Alt-Ranstadt te teekenen, waarbij August II formeel afstand deed van den poolschen troon. Hij bezoedelde echter den roem zijner overwinning door de gruwzame wijze, waarop hij Patkul ter dood liet brengen; en de vruchten van die overwinning gingen geheel verloren, toen hij zich door Mnzeppa liet overhalen, om Rusland te gaan beoorlogen in de Ukraine. Met 43,000 man rukte hij op naar Moskou, doch werd 8 Juli 1709 bij Pultawa totaal door den tsaar verslagen, en genoodzaakt zijn behoud te zoeken in de vlucht over de turksche grenzen, de wijk nemende naar Bender, waar hij bijna 4 jaren verblijf hield. Gedurende zijne afwezigheid, beklom August weder den troon van Polen, tsaar Peter rukte Lijfland binnen, en Frederik van Denemarken bemachtigde Schonen. Middelerwijl deed K. XII, die in zekeren zin de gevangene was der Turken, al het mogelijke om de Porte tot den oorlog tegen Rusland aan te zetten. Toen hij gedrongen werd om Turkije te verlaten, weigerdehijzulks; toen men hemdreigde met uitzetting, verschanste hij zich in het door hem bewoonde huis, en verdedigde zich daar (1713) met eenige bedienden tegen een geheel armee-korps, dat zich genoodzaakt zag het huis in brand le steken, ten einde zich meester te kunnen maken van zijnen persoon (1 Febr. 1713). Nu werd hij vervoerd naar Demotika bij Adrianopel; en van hier vertrok hij te paard, vermomd als een eenvoudig officier van het duitsche leger, trok door Hongarije en Duilschland, en bereikte, na zestien dagen en zestien nachten doorgereden te hebben, 22 Nov. 1714 de stad Stralsund. In deze stad belegerd door eene vereenigde armee van Denen, Saksen, Pruisen en Russen, deed hij wonderen van dapperheid tot 23 Dec. 1715; toen moest Stralsund voor de vijandelijke overmacht bezwijken, en K. XII redde zich door de vlucht naar Lunden in Schonen. Nu tastte hij Noorwegen aan, en trad door lusschenkomst van baron Górtz in onderhandeling met Peter den Groote en Alberoni, over plannen van veelomvattenden aard. Doch op het punt zich door de bemachtiging van Fredrikshall meester te maken van de laatste uoorweegscbe sterkte, die nog door hem veroverd moest worden, werd hij 30 Nov. 1718 in de loopgraven voor die plaats doodgeschoten. Zijne zuster UlrikeEleonore, gezamenlijk met haren man Diederik van Hessen, volgde hem op den troon; doch met den dood van den heldhaftigen K. XIII verdween Zweden uit de rij der groote mogendheden van Europa.
K. XIII, geb. 7 Oct. 1748, was de tweede zoon van koning Adolf Frederik en van Louise Ulrike, de zuster van Frederik den Groote. Hij voerde aanvankelijk den titel van hertog van Sódermanland, en was opperbevelhebber der vloot onder de regeering van zijnen broeder Gustaaf III. Toen deze 1792 vermoord was, werd K. met het regentschap bekleed, dat voortduurde tot 1796, toen Gustaaf IV meerderjarig werd, waarop K. zich van hel staalstooneel terugtrok, en stil ging leven op zijne landgoederen. Door de omwenteling van 1809 werd Gustaaf IV echter van den troon geworpen (20 Juni), en K. in zijne plaats tot koning verkoren. Hij aanvaardde de regeering onder den naam van K. XIII, en haastte zich met Frankrijk, Rusland en Denemarken vrede te sluiten; eenige jaren later kwam hij echter weder met Denemarken in oorlog ter zake van Noorwegen, welk land hij veroverde en 1814 formeel met Zweden vereenigde. Sedert het jaar 1774 gehuwd met Hedwig Elizabeth Charlotte van Holstein-Gottorp, had hij echter uit dit zijn huwelijk geen kinderen; daarom adopteerde hij prins Christiaan August van Holstein-Angustenburgtot troonopvolger; doch toen deze prins 1810 gestorven was, adopteerde K. XIII den franschen maarschalk Bernadotte, die dan ook bij den dood van K. XIII (5 Febr. 1818) den zweedschen troon beklom onder den naam van Karel XIV.
K. XIV, vroeger Jean Baptiste Jules Bernadotte genaamd, geb. 26 Jan. 1764 te Pau in Frankrijk, was de zoon van een fransch rechtsgeleerde. In fransche krijgsdienst getreden 1780, was hij bij het uitbarsten van de groote omwenteling serjant, doch doorliep spoedig alle graden, en was weldra bekend als een der beste fransche generaals. In 1798 (16 Aug.) trad hij in den echt met Eugénie Bernardine Desirée Clary (geb. 8Nov.l781,gest. 17 Dec. 1860), eene dochter van den koopman Clary te Marseille, en eene zuster van de vrouw van Jozef Bonaparte. In 1804 werd hij verheven tot maarschalk; en voor zijne schitterende houding in den slag van Austerlitz werd hij beloond met het prinsdom Ponte-Corvo. In 1806 versloeg hij de Pruisen voor Halle en bij Lubeck, waar hij Blucher gevangen nam. Vervolgens oprukkende naar Polen, trok hij de Weichsel over, bezette Elbing en Braunsberg, en versloeg de Russen bij Mohrungen en bij Spanden aan den Passarge, waar hij zwaar gekwetst werd (1807). Na zijn herstel benoemd tot gouverneur der Hanze-steden, en met de taak belast om tegen Zweden te ageeren, slaakte hij echter grootmoediglijk de vijandelijkheden, zoodra hij vernam, dat eene omwenteling Gustaaf IV, die tegen Frankrijk vijandig gezind was, van den troon had geworpen (1808): door dit gedrag won hij de hoogachting en toegenegenheid der Zweden. Zijne houding bij deze en meer andere gelegenheden verried echter in de oogen van Napoleon eene zekere mate van zelfstandigheid, die door den keizer, voor wiens wil alles moest buigen, niet gaarne gezien werd. In 1809 droeg Bernadotte, als bevelhebber van het 9e korps, dat meerendeels uit Saksen bestond, veel bij tot de overwinning bij Wagram; doch de diensten, door zijn korps bewezen, werden niet zooals hij verwacht had in de bulletins des keizers erkend, waarom hij zijn ontslag indiende. Bij zijn terugkeer in Frankrijk werd hij echter dadelijk aan het hoofd gesteld van de troepen, die tegen de (Juli 1809) op Walcheren gelande Engelschen moesten ageeren. Ook hier nam hij weder maatregelen op eigen gezag, zonder des keizers bepaalde bevelen af te wachten; en ofschoon hij zijne moeilijke taak in twee maanden lijds geheel en al ten uitvoer bracht, werd hem het kommando ontnomen, en viel hij geheel in ongenade. Van eene andere zijde echter werd hij ruimschoots daarvoor schadeloos gesteld: 20 Aug. 1810 werd hij door de slaten-vergadering van Zweden tot kroonprins van dat rijk verkoren, enzweedsche afgevaardigden kwamen hem formeel dien titel aanbieden; met toestemming van keizer Napoleon nam hij dien aan, ging 19 Oct. tot het Protestantismus over, landde 20 Oct. in Zweden, werd bij acte van 5 Nov. door Karel XIII geadopteerd, en nam de namen Karel-Jan aan. Aanvankelijk schaarde hij zich aan de zijde van Napoleon, dien hij zelfs ondersteunde in het Continentale stelsel; doch toen in het begin van 1812 fransche troepen het grondgebied van Zweden schonden, en zijne vertoogen deswege geen gehoor vonden, brak hij met Frankrijk, en verbond zich 24 Maart 1812 met Rusland en Engeland. Tot opperbevelhebber van de Noorder-armee benoemd, landde hij te Stralsund met 30,000 Zweden, overwon Oudinot bij Gross-Beeren, Ney bij Dennewitz, en droeg krachtdadig bij tot den voor de Franschen noodlottigen afloop van den slag bij Leipzig. Na dezen slag opereerde hij niet verder tegen Napoleon, doch wendde zijne wapenen tegen Holstein, en noodzaakte Denemarken lot den vrede van Kiel, waarbij hem het bezit van Noorwegen werd verzekerd. Slechts langzaam rukte hij op tegen Frankrijk, blijkbaar bezield met de zucht om zijne Zweden te sparen, en 1815 verklaarde hij zich onzijdig. Bij den dood van Karel XIH beklom hij den troon (5 Febr. 1818); hij deed zeer veel voor de welvaart van zijn volk, en bevorderde zooveel hij kon de verbroedering van de Noorwegers met de Zweden. Hij stierf 8 Maart 1844, en werd opgevolgd door zijnen zoon Oscar.
K. XV (Karel Lodewijk Eugenius), oudste zoon van koning Oscar en Josephine van Leuchtenberg, geb. 3 Mei 1826, trad 19 Juni 1850 in den echt met Louise (geb. 5 Aug. 1828), oudste dochter van prins Frederik der Nederlanden, uit welk huwelijk 31 Oct. 1851 eene dochter (Louise) geboren werd. Den 8 Juli 1859 volgde K. XV zijnen vader op den troon, werkt krachtig ter bevordering van de stoffelijke welvaart en den vooruitgang van zijn land, is een begunstiger van wetenschap en kunst, en zelf een verdienstelijk dichter. Zijn broeder, prins Oscar (geb. 21 Jan. 1829), voert den titel van hertog van Oost-Gothiand.

VII. Koningen van Spanje.

Karel I. Zie KAREL. V in de vierde rubriek, Keizers van Duilschland.

K. II, koning van Spanje en Napels, geb. 5 Nov. 1661, zoon van Filips IV en Maria Anna van Oostenrijk, volgde 1665 zijnen vader op, onder regentschap van zijne moeder. Eerst door deze geregeerd, werd hij dat vervolgens door zijn bastaard-broeder don Juan van Oostenrijk, door zijne eerste vrouw Maria Louise van Orleans (gest. 1689), en eindelijk door zijne ministers. Hij beging de onvoorzichtigheid deel te nemen aan den bond tegen Frankrijk, en zag zich door Lodewijk XIV berooven van de Franche-Comté en van verscheidene provinciën der Nederlanden (1678). Ook uit zijn tweede huwelijk (met Maria Anna van Palts-Neuburg, gest. 1740) geen kinderen hebbende, benoemde hij bij zijn testament (1700) Filips van Frankrijk, hertog van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV, tot zijnen troonopvolger, en stierf 1 Nov. 1700. Hij was de laatste spaansche koning uit het Habsburger huis, dat gedurende twee eeuwen over Spanje geregeerd had; onder de regeering van K. II verloor Spanje als mogendheid de laatste resten van aanzien, die het nog in de oogen van Europa bezat. Met den door K. II benoemden troon-opvolger (Filips V) kwam de dynastie der Bourbons op den spaanschen troon, en dien ten gevolge ontstond reeds spoedig de spaansche successie-oorlog.
K. III koning van Spanje, geb. 20 Jan. 1716, zoon van Filips V en Elizabeth Farnese, droeg den naam van don Carlos tot hij 1759 na den dood van zijnen ouderen broeder Ferdinand VI den spaanschen troon beklom. Aanvankelijk regeerde hij over Parma, dat hij 1731 van zijne moeder geerfd had, eenige jaren later (1735) stond zijn vader hem zijne rechten af op het koningrijk der Beide Sicilien, dat hij in korten lijd bemachtigde (de Oostenrijkers, die het hem betwistten, werden door hem verslagen bij Bitonto), en door Frankrijk werd hij (1735) erkend onder den naam van Karel IV. Gedurende 28 jaren regeerde hij verstandig over zijne italiaansche landen ; toen hij 1759 op den troon van Spanje kwam als Karel III, stond hij het koningrijk der Beide Siciliën aan zijnen derden zoon (Ferdinand) af, onder bepaling, dat dit rijk nimmer met Spanje vereenigd mocht worden, maar steeds een eigen koning zou hebben uit de Bourbons van Spanje. Met Lodewijk XV sloot hij 1761 het Pacle de familie, waardoor de rechten der Bourbons werden verzekerd; en hij stond Frankrijk als bondgenoot ter zijde in de twee oorlogen (1762 en 1778) tegen Engeland; in den eersten dier twee oorlogen ondervond hij niet anders dan tegenheden, doch in den tweeden gelukte het hem, althans gedeeltelijk, zijne verliezen te herstellen. Vervolgens ondernam hij de tuchtiging van de algerijnsche zeeroovers, doch zag zijne pogingen met geen gewenschten uitslag bekroond. Hij stierf 13 Dec. 1788, en werd opgevolgd door zijnen zoon Karel IV. Melding verdient hier de poging van K. III om eene hervorming te brengen in de spaansche kleederdracht, welke poging echter 1765 oorzaak werd van een verschrikkelijken opstand te Madrid.
K. IV koning van Spanje, zoon en opvolger van Karel III, en van Maria Amalia van Saksen, geb. 12 Nov. 1748 te Napels, kwam 1759 met zijn vader naar Madrid, en beklom 13 Dec. 1788, bij zijns vaders dood, den spaanschen troon. Hij liet zich geheel regeeren door zijne gemalin Louise Marie van Parma, en door haren en zijnen gunsteling Alcudia, prins de la Paz, en was de speelbal van alle gebeurtenissen. In 1793, na de ter dood brenging van Lodewijk XVI, verklaarde hij den oorlog aan Frankrijk, doch zag zich reeds spoedig genoodzaakt den vrede te sluiten en zelfs een of- en defensief verbond met Frankrijk aan te gaan (Bazel 1795). Ten gevolge van dit verbond was hij verplicht oorlog te voeren tegen Portugal en tegen Engeland; laatstgenoemde mogendheid bracht hem een geweldigen slag toe bij Trafalgar (1805), en ontnam hem zijne schoonste koloniën. Vervolgens werd hij de speelbal van Napoleon ; weldra het juk moede, dal de keizer hem oplegde, en dat hij vruchteloos poogde af te schudden, wilde hij de wijk nemen naar Amerika; doch in het ten uitvoer leggen van dat plan werd hij verhinderd door den opstand van Aranjuez (18 Maart 1808), bewerkt door zijnen zoon, den prins van Asturie (Ferdinand VII), ten wiens behoeve K. zich gedwongen zag afstand van den troon te doen (19 Maart). Doch Napoleon noodzaakte hem, die abdicatie te herroepen, en opnieuw afstand te doen (5 Mei 1808), doch ditmaal ten behoeve van Napoleon. Hierop werd K. naar Compiègne gebracht, hield later te Marseille verblijf, en vestigde zich eindelijk te Rome. Nadat hij in Dec. 1818 zijne gemalin verloren had, stierf hij zelf (op eenen uitstap dien hij naar Napels deed) 19 Januari 1819.
K. V zoo noemde zich de tweede zoon van K. IV, als pretendent naar den spaanschen troon; zie CARLOS (don), dl. I, blz. 647, kol. 1.

VIII. Koningen van Napels en van de Beide Siciliën.

Karel I graaf van Anjou en koning van Napels, was een zoon van den franschen koning Lodewijk VIII en broeder van den heiligen Lodewijk. Hij vergezelde zijnen broeder naar Egypte, en werd te golijk met hem gevangen genomen na den slag van Mansoerah (1250). Zoodra hij in vrijheid gesteld was, kwam hij het bewind aanvaarden over Provence, dat hij geerfd had door zijne vrouw. In 1264 riep paus Urbanus IV hem te hulp tegen Manfred, koning van Napels en Sicilië, die zich het misnoegen van den heiligen Stoel op den hals had gehaald, en schonk hem de kroon van dien vorst. En werkelijk gelukte het K. zich van hel koningrijk Napels meester te maken, doordien hij Manfred versloeg (1266) en zijnen neef Conradin (1268); maar hij bezoedelde den roem zijner overwinningen door zijne wreedheid. Hij maakte zich derwijze gehaat bij de Sicilianen, dat ze onder de leiding van Johannes van Procida tegen hem samenspanden. In 1282 werden al de Franschen, die zich te Palermo bevonden, vermoord op Paasch-maandag, op het uur, waarop in de kerken de vespers gezongen stonden te worden, uit welken hooide men aan dit bloedbad den naam heeft gegeven van Sicihaansche Vespers. Door dit afschuw wekkendemoordtooneelging Sicilië voor K. verloren ; bij bleef echter meester van het koningrijk Napels; doch van dat oogenblik af aan had hij niet anders meer dan tegenheden, en stierf 1285.

K. II van Anjou, bijgenaamd de Manke of Kreupele, zoon van den vorige, was 1284, bij een gevecht, dat hij onvoorzichtiglijk aan de Sicilianen leverde, in hunne handen gevallen, en zat nog gevangen toen zijn vader stierf. Eerst in 1289 bekwam hij zijne vrijheid weder, en liet zich kronen als koning van Napels. Hij deed vergeefsche pogingen om Sicilië, dat zijn vader verloren had, te herwinnen; doch regeerde met meer zachtheid en wijsheid dan zijn voorganger. Hij stierf 1309, en liet den troon na aan zijnen zoon Robert. Een andere zoon van K. II, ril. Karel-Martel (zie 29 reg. lager), betwistte 1290 den troon van Hongarije aan Andreas III.
K. III van Durazzo, achterkleinzoon van den vorige, werd 1381 tot den troon van Napels geroepen door paus Urbauus VI, die misnoegd was op koningin Jobanna. Zonder slag of stoot maakte K. zich van de kroon meester, en liet koningin Johanna wurgen; doch vervolgens had hij zich te verdedigen tegen Lodewijk I, hertog van Anjou, ten wiens behoeve koningin Johanna afstand van den troon gedaan had. Ook met den paus, die hem op den troon geplaatst had, en die hem daarom de wet dacht te kunnen voorschrijven, geraakte K. III reeds spoedig in onmin. Intusschen werd hij 1385 tot den troon van Hongarije geroepen, als eenige erfgenaam in de mannelijke linie; doch op het oogenblik, waarop hij zich verbeeldde, alle moeilijkheden te boven te zijn, werd hij (1386) vermoord op last van de koningin van Hongarije, die slechts geveinsd had afstand van hare rechten te doen. Zijn zoon Ladisias was zijn opvolger op den troon van Napels.
K. IV graaf van Maine, pretendent. Zie onder de fransche prinsen KAKEL VAN ANJOU, blz. 254,dl. II.
K. IV koning van Napels, dezelfde als Karel I van Spanje (Karel V als keizer van Duitschland).
K. V koning van Napels. Zie KAREL II van Spanje.
K. VI, koning van Napels. Zie het art. KAREL VI van Duitschland.
K. VII, genaamd don Curlos. Zie het art. KAREL III van Spanje.

Karel-Martel koning van Hongarije, tweede zoon van Karel II, koning van Napels, en Maria, koningin van Hongarije, werd als koning erkend 1290 bij den dood van Ladisias IV; doch hij nam geen bezit van zijnen troon, en stierf te Napels 1295, op 23-j. leeftijd. Hij liet eenen zoon na, Charobert, die na hem over Hongarije regeerde.

IX. Hertogen van Savoje, koniiigen van Sardinië, enz.

Karel I hertog van Savoje, was pas 14 jaren oud, toen hij 1482 zijnen broeder i’hilibert I opvolgde, en stierf op 21-j. leeflijd, zonder iets van aanbelang uitgericht te hebben. Desniettemin gaf men hem den vereerenden bijnaam van Krijgsheld.

K. II, zoon van den vorige, was 9 maanden oud, toen zijn vader stierf, en stierf zelf op 8-j. leeftijd.
K. III bijgenaamd de Goede, hertog van Savoje. volgde 1504 zijnen broeder Philibert II op. Zijne regeering was eene halve eeuw van nagenoeg niets anders dan rampspoed en ongeluk. Hij weifelde aanhoudend tusschen zijnen neef Frans I en zijnen zwager Karel V, en werd mishandeld door beiden. Hij stierf letterlijk van verdriet 1553 te Verceil.

Karel-Emmanuel I hertog van Savoje, bijgenaamd de Groote, regeerde van 1580 tot 1630. Partij trekkende van de onlusten in Frankrijk, maakte hij zich meester van het markizaat Saluzzo, en liet zich door de Ligueurs tot graaf van Provence benoemen 1590. Hendrik IV wreekte zich op hem, door hem Savoje en een gedeelte van Piëmont te ontnemen. Door eene matelooze eerzucht gedreven, maakte K-.-E. I na den dood van keizer Matthias aanspraak eerst op den keizerlijken troon, vervolgens op het koningrijk Cyprus en op het prinsdom Macedonië. Hij stierf ten laatste van spijt, toen hij zag dat al zijne eerzuchtige plannen hem mislukten.

Karel-Emmanuel II hertog van Savoje, zoon van Victor-Amedeüs, geb. 1634, volgde 1638 zijn broeder Frans-Hyacinthus op, onder voogdij zijner moeder, Christina van Frankrijk, dochter van Hendrik den Groote. Hij aanvaardde zelf de tengels van het bewind pas in 1648, en regeerde tot 1675.

Karel-Emmanuel III tweede koning van Sardinië uit het huis van Savoje, zoon van koning Victor-Amedeus II, geb. 1701, beklom den troon 1730, na zijns vaders abdicatie. Hij verbond zich 1733 met Frankrijk en Spanje, die het plan gevormd hadden om bet huis van Oostenrijk te verzwakken. Aan het hoofd der verbondene troepen veroverde hij het Milaneesche, overwon de Keizerlijken bij Guastalla, en bekwam, als belooning, het Novareesche en eenige leenen van het keizerrijk. Door het uitzicht op eene vergrooting van grondgebied liet hij zich 1742 overhalen, de partij der koningin van Hongarije te kiezen tegen Frankrijk en Spanje; hij maakte zich meester van Modena, vervolgens van Mirandoie, en legde groote krijgskundige bekwaamheden aan den dag; doch hij verloor 5000 man bij Coni (1744). In 1746 sloot hij te Turijn vrede met Frankrijk, wijddezich vervolgens geheel aan het binnenlandsch bestuur, en stierf 1773.

Karel-Emmanuel IV vierde koning van Sardinië, zoon van koning Victor-Amedeüs III, volgde 1796 zijnen vader op, die zich het grootste gedeelte van zijn rijk had zien ontnemen door de Franschen. Deelende in de ongelukken der Bourbons, waarmede hij verbonden was, deed K.-E. IV vruchteiooze pogingen om in zijn rijk de meer en meer veldwinnende omwentelingszucht te onderdrukken. Hij werd genoodzaakt al zijn grondgebied op het vasteland af te staan aan Frankrijk, en nam de wijk naar Sardinië (1798). In 1802 deed hij afstand van den troon ten behoeve van zijnen broeder Victor-Emmanuel I, en ging te Rome verblijf houden, waar hij zich uitsluitend aan de godsdienst wijdde, en 1819 stierf als lid van de orde der Jezuïeten.

Karel-Felix hertog van Genevois, in 1821 koning van Sardinië geworden door de gedwongene abdicatie van zijnen broeder Victor-Emmanuel I, beteugelde de opstandelingen, herstelde de orde in zijn rijk, bracht regel in de administratie, en voerde een militair wetboek in. Hij stierf kinderloos 1831, en liet den troon na aan Karel-Albert (die nu volgt).

Karel-Albert geb. 2 Oct. 1798, zoon van prins Karel Emmanuel van Savoje-Carignan en van Maria Christina, eene dochter van hertog Karel van Saksen en Koerland (die later de vrouw werd van den prins van Montleart), werd na zijns vaders dood (1800) hoofdzakelijk opgevoed in Dresden, trad 1817 in den echt met Maria Theresia van Toskanen, en woonde sedert in 1'iëmont, waar hij 1821 aan het hoofd der omwenteling geplaatst, 13 Maart door koning Viclor-Emmanuel 1, tot de aankomst van den troon-opvolger, benoemd werd tot rijksbestuurder, en als zoodanig den eed aflegde op de spaansche constitutie, doch 21 Maart heimelijk Turijn verliet, en zich naar het oostenrijksche hoofd kwartier begaf. Vervolgens hield hij verblijf te Florence en in Frankrijk, en maakte 1823 den veldtocht naar Spanje mede, waarop hij vergunning bekwam om naar Turijn terug te keeren, en 1829 onderkoning van Sardinië werd; 27 April 1831 beklom hij als koning den troon, na den dood van Karel-Felix (zie 26 regels hooger), en bleef als regeerstelsel het absolutismus volgen, doch in liberalen geest. Sedert de oplreding van paus Pius IX helde hij over tot de hervormingsbeweging, en scheen niet afkeerig, zich aan het hoofd van Italië te stellen; 23 Maart 1848 verklaarde hij den oorlog aan Oostenrijk, doch werd in twee veldtochten overwonnen, waarop hij 23 Maart 1849 afstand van den troon deed, naar Portugal ging, en 28 Juli 1849 te Oporto stierf. Ais koning van Sardinië werd hij opgevolgd door zijn oudsten zoon Victor-Emmanuel, die bestemd was zulk eene groote rol op het staatstooneel te spelen en zijnen titel te verwisselen tegen dien van Koning van Italië (zie iTALiê, blz. 166 en 167, dl. II)

X. Verschillende personen.

Karel onttroonde hertog van Brunswijk, voluit Friedrieh August Wilhelm Karl, geb. 30 Oct. 1804 te Brunswijk, oudste zoon van hertog FrederikWiilem bij Maria Elizabeth van Baden, kwam na zijns vaders dood onder voogdij van den britschen prins-regent, werd tegen diens wil in Oct. 1823 meerderjarig verklaard, en trad sedert 1826 onverholen te voorschijn met eene regeeringsrichting, geheel tegen de maatregelen indruischende, onder het regentschap genomen. De handelingen van hertog K. droegen het kenmerk van de grootste willekeur; daarbij hield hij vertrouwelijken omgang met verscheidene lieden, die, wat de zedelijkheid betreft, in eenen zeer dubbelzinnigen reuk stonden. De klachten, die uit het land tegen hem opgingen, vonden eindelijk 1829 weerklank bij den Bondsdag, waarop de hertog naar Frankrijk ging; doch de Juliomwenteling van 1830 dreef hem uit Parijs naar Brussel; ook van daar werd hij door de revolutie verdreven; en nauwlijks was hij in Brunswijk teruggekeerd,of daar brak een opstand uit, die hem noodzaakte zijn behoud te zoeken in de vlucht (zie het art. BRUNSWIJK). Eene poging om terug te keeren mislukte. In 1831 verklaarden de agnaten hem tot regeeren onbekwaam, en werd het bewind aanvaard door zijnen broeder Wilhelm. Sedert heeft hij afwisselend verblijf gehouden in Frankrijk, Engeland, Nederland, enz., en heeft herhaalde malen door zijne avontuurlijke levenswijs veel van zich doen spreken, zoo o. a. te 's-Gravenhage, waar hij omstr. 1863 of 64 tegen hoogen prijs een aanzienlijk huis huurde, reeds kort daarna weigerde dat huis te betrekken, geruimen tijd met de lieden van zijn gevolg in een logement verblijf hield, en den eigenaar van het gehuurde huis tot het voeren van een proces dwong, dat eenige jaren hangende bleef, en nog met uitgewezen was nadat K. reeds lang weder naar Parijs terug was gekeerd. Om de vele rechtsgedingen, reeds door hem legen anderen en door anderen tegen hem gevoerd, gaf men hem den bijnaam yonProcessen-man.

Karel aartshertog van Oostenrijk, hertog van Teschen, derde zoon van keizer Leopold II, geb. 5 Sept. 1771 te Florence, een der beste veldheeren van den lateren tijd, nam sedert 1792 roemrijk deel aan de veldtochten, en was lang op het slagveld een der bekwaamste tegenstanders van Napoleon. In 1805 voerde hij het bevel in Italië tegen Masseua, met wien hij 30 Oct. bij Caldiero streed, doch in den nacht van I op 2 Nov. zijnen meesterlijken terugtocht naar Croalié aanving, om de erflanden te hulp te komen. Nu werd hij generalissimus, en reorganiseerde het krijgswezen. In 1809 rukte hij Beieren binnen, doch werd aan den Donau genoodzaakt tot den terugtocht, bestond den roemrijken slag van Aspern-en-Esling, waaraan zich echter geen belangrijke gevolgen vastknoopten, en leed 5 en 6 Juli de nederlaag bij Wagram, van waar hij eenen geregelden terugtocht uitvoerde naar Znaim. Kort daarop legde hij al zijne waardigheden neder, en woonde aanvankelijk te Teschen, later te Weenen. Na Napoleon’s terugkeer van Elba was K. gedurende eenigen tijd gouverneur van Maintz. Hij stierf 30 April 1847. Van zijne Militärische Werke zijn deel 1—3 in het licht verschenen (Weenen 1861—62).

Karel Alexander gouverneur der oostenrijksche Nederlanden, zoon van Leopold, hertog van Lotharingen, en Elizabeth van Orleans, was een broeder van keizer Frans I, en 1742 te Luneville geboren. Toen Lotharingen afgestaan moest worden ontvingK.-A. eene apanage, werd 1740 oostenr. generaal der artillerie, kort daarna veldmaarschalk, terwijl hij tevens aangesteld werd als gouverneur over de Nederlanden. Aan de Silezische oorlogen, alsook aan den 7-j. oorlog, heeft hij een werkzaam aandeel genomen, en keerde 1757 naarde Nederlanden terug. Hij stierf 1770 te Brussel.

Karel Eduard, de laatste der Stuarts. Zie STUART (Karel Eduard).