Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Beveland

betekenis & definitie

naam van twee eilandjes voor den mond der Schelde, behoorende tot de prov. Zeeland, t. w.

1) Noord-Beveland, in de wandeling genoemd het land van Kortgene, bestond oorspronkelijk uit verscheidene kleine gedeelten, die door indijking allengs aaneen werden gevoegd vóór en in het begin der 13e eeuw. Van watervloeden had Noord-B. veel te lijden 5 Febr. 1288, 25 Nov. 1304; doch verloor het grond aan de ééne zijde door overstroomingen, het won dien aan de andere zijde door nieuwe indijkingen, en in het begin der 16e eeuw had Nogi'd-B. het toppunt van zijnen bloei bereikt; doch de vloeden van 5 Nov. 1530 en 2 Nov. 1532 maakten daaraan een einde. Zes en dertig jaren bleef het eiland nu woest liggen en verlaten; maar toen kreeg alles door verlanding en aanslibbing eene andere gedaante. Het tegenwoordige Noord-B. beslaat 2{. vierk. mijl en telt 5 a 6000 zielen; het heeft intusschen herhaaldelijk veel geleden door watervloed, bijv. 26 Jan. 1682, 14 en 15 Nov. 1775, en 21 en 22 Nov. 1776.
2) Zuid-Beveland, in de wandeling het land van Ter Goes genaamd, heeft almede door overstroomingen, enz. veel van zijne oorspronkelijke gedaante verloren. Het is tegenw. niet alleen het grootste, maar tevens het schoonste en vruchtbaarste van al de zeeuwsche eilanden. In de geschiedenis van ons land

speelt Zuid-B. eene groote rol. Tijdens de twisten over de voogdij van graaf Floris V was dit eiland getuige van een bloedigen slag op Vernouts-ede (vermoedelijk gelegen nabij Reimerswaal) tnsschen de benden van vrouw Aleid, de tante van Floris, en de benden van Otto III, graaf van Gelder, waarbij deze laatste overwinnaar bleef. Veldslag tusschen Floris V en de Vlamingen, die daarbij de nederlaag leden, 12 Nov. 1295. Burgeroorlog (Hoekschen en Kabeljaauwschen) 1346—1355. Gravin Jacoba van Beijeren, na haar huwelijk met Frank van Borsselen gedwongen afstand moetende doen van de regering, bedong voor zich het bezit van het eiland Zuid-B., dat haar bij het verdrag van 12 Aug. 1433 werd toegestaan. In 1488 had Zuid-B. veel te lijden van de strooptogten der benden van jonker Frans vau Brederode; en 1505 werden hier de uit den gelderschen oorlog terugkeerende spaansche troepen ingelegerd, die de bevolking zeer veel last aandeden, tot ze met hunnen vorst Filips den Schoone 20 Jan. 1506 in zee staken te Vlissingen, om terug te keeren naar hun land. Na de inname van den Briel door de Watergeuzen 1572 en het daarop gevolgde overgaan van Vlissingen en Veere tot de zijde van Oranje, werd Zuid-B. met spaansche troepen als overstelpt, en was in de magt der Spanjaarden tot 1577 (26 Febr.), en bleef ook na dien tijd nog voortdurend geteisterd door de rampen van den oorlog, totdat het eindelijk door den Munsterschen vrede 1648 daarvan verlost werd en verademing kreeg. Ook van den inval der Engelschen in Zeeland 1809 leed Zuid-B. veel last; en in Dec. 1813 en Jan. 1814 werd het aanhoudend verontrust door de Franschen, totdat 5 Febr. twee engelsche fregatten en twee brikken voor den wal kwamen en daaraan een einde maakten. Al de watervloeden, waardoor Zuid-B. werd geteisterd, zullen wij hier niet opsommen; doch wel willen wij hier vermelden de sterke vorst van 14 Nov. 1510 tot 8 Febr. 1511, toen het 14 weken achtereen zóó hard vroor, dat men met geladene wagens vön Antwerpen de Schelde overkwam naar dit eiland.

< >