Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Photius

betekenis & definitie

patriarch van Constantinopel, geb. aldaar, was reeds ambassadeur in Perzië en eerste geheimschrijver van keizer Michaël geweest, toen hij, ofschoon een leek zijnde, verheven werd tot het patriarchaat van Constantinopel, in de plaats van igualius, die 857 afgezet was. Door paus Nieoiaas 1 in den ban gedaan (862), riep de door geleerdheid uitblinkende P. een concilie van bisschoppen naar Constantinopel bijeen, en sprak daar op zijne beurt den banvloek uit over den paus, hetgeen het begin was van de latere scheuring tusschen de Grieksche Kerk en de Roomsche Kerk.

Basilius de Macedoniër herstelde lgnatius als patriarch, en eerst na diens dood kon P. zich als zoodanig doen gelden; reeds spoedig wederom in onmin met den paus, werd opnieuw de banvloek over hem uitgesproken: hij hield zich echter als patriarch staande, totdat Leo de Wijsgeer den troon beklom ; door dezen werd P. gebannen, en hij stierf als balling in een armenisch klooster (891). De voornaamste werken van P. zijn: Bibliotheca (uitgegeven door Bekker, 2 dlu. Berlijn 1824); Lexicon (uitgeg. door G. Hertnann, Leipzig 1808, en door Porson, 2 dln. Leipzig 1823); en zijn theologisch werk De spiritu sancti myslagogia (uitgegeven door Hergenröther, Regensburg 1857).