of Mieczyslaw, hertogen of koningen van Polen:
I regeerde van 962 tot 992. Omstr. 965 omhelsde hij het Christendom, op aanhouden van zijne vrouw Dombrowska, dochter van den boheemschen koning Boleslasl; hij verbood de afgodendienst in Polen.
II, zoon van Boleslas Chrobry en kleinzoon van den vorige, volgde 1025 zijnen vader op, en verloor een gedeelte van diens veroverde landen. Zoo ontstonden de vorstendommen Mecklenburg, Brandenburg, Holstein, Lubeck, enz. Hij werd krankzinnig, ten gevolge van zijn losbandig levensgedrag, en stierf te Posen 1057.
III, bijgenaamd de Oude, regeerde van 1139 tot 1Ï77, en werd toen van den troon verdreven wegens zijne dwingelandij; Casimir II volgde hem op. Na vele vergeefsche pogingen, gelukte het M. III eindelijk slechts eenen korten tijd voor zijnen dood weder op den troon van Polen te komen; hij stierf 1202.