Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Polen

betekenis & definitie

een thans slechts in naam bestaand koninkrijk, dal ruim 2330 vierk. mijlen groot is, bevolkt met circa 5 millioen bewoners,. Warschau tot hoofilstad heeft, en sedert 1845 ingedeeld is in 5 burgerlijke gouvernementen (Anguslowo, Lublin, Ploek, Radom, Warschau).

Het is hel hij Rusland ingelijfde gedeelte van liet voormalige koninkrijk P. (het oude Sarmatiè), dat, in den lijd van zijnen hoogslen bloei als zelfstandige mogendheid, eene uitgestrektheid had van 15,000 vierk. mijlen met ruim 15 millioen zielen. Behalve Koerland (dat, ofschoon door eigene hertogen geregeerd, leenroerig was van P.) en West-Pruisen (zie PRUISEN) werd P. gemeenlijk ingedeeld in het eigenlijke P. cnLitauen, terwijl het eigenlijke P. weder onderscheiden werd in Groot-P. en Klein-P. De verdere indeeling was als volgt:I. Groot-Polen.

Paltsgraafschap hoofdpl.

Posnanië Posen.

Gnesei Gnesen.

Kalisj Kalisj.

Sieradie Si radie.

Landschap Wjeloen Wjeloen.

Paltsgraafschap Lentsjits Lentsjits.

Rawa Rawa.

BrzestsenCujavië, Brzests.

Inowrotslaw Inowrotslaw.

Mazovië Warschau.

Plotsk Plotsk.

Dobrzin Dobrzin.

Pommeren Dantzig.

West-Pruisen j Culm Cnitn.

Marienburg Marienburg.

II. Klein-Polen.

Paltsgraafschap Krakau hoofdpl. Krakau.

Sandomir Sandomir.

Lublin Lublin.

Hertogdom Sevcrië Sicwierz.

Paltsgraafschap Podiachië of Bjelsk Bjelsk.

Landschap Khelm Khelm.

Paltsgraafschap Podolië Kamenetz.

Bratslaw Bratslaw.

Kiew Zitomierz.

Volhynië Vlodzymierz.

III. Litauen.

Paltsgraafschap hoofdpl.

Wilna Wilna

Troki Troki

Minsk Minsk

Polotsk Polotsk

Witebsk Witebsk

Mstislaw Mstislaw

Nowogrodek Nowogrodek

Brzests in Polesië Brzests

Hertogdom Samogitië Rossiëna

De litausche paltsgraafschappen Wilna en Troki vormden het eigenlijke Lilauen; de vier volgende (nameli.k Minsk, Polotsk, Witebsk en Mstislaw) vormden Wil-Rusland; Newogrodek vormdeZwartRusland.

Over het geheel is P. een vlak land, dat besproeid wordt door verscheidene groole rivieren: de Weichsel (waarin zich Warla en Bog ontlasten), de Njemen, de Dniesler, de Dnieper (waarin uitioopen Pripets en Berezina). De bevolking van P. werd onderscheiden in edellieden (of ridderstand), burgers en boeren. Laatstgenoemden waren nagenoeg allen lijfeigenen: de edellieden hadden over hen het recht van leven en dood, en waren de uitsluitend bevoegden tot grondbezit. De meeste edellieden intusschen waren zeer arm, en daardoor genoodzaakt hunne stem te verkoopen en zich op sleeptouw van den hoogen adel te bewegen, in wier handen zij de gedweeë werktuigen waren ter verdrukking en uitzuiging van de heide andere standen. De regeeringsvorm van P. was in de laatste eeuwen van het zelfstandig bestaan van dat rijk zeer gebrekkig; de kroon, aanvankelijk erfelijk, werd eindelijk (1572) afhankelijk van verkiezingen, en kon door de volkskeus aan eenen vreemdeling worden opgedragen; de koning had het recht niet om legers op de been te brengen, vrede te sluiten, bondgenootschappen aan te gaan, oorlog te verklaren, rechtbanken in te stellen, enz.; de wetten en de belastingen werden bij meerderheid van stemmen vastgesteld door de rijksdagen, die samengesteld waren uit afgevaardigden. Het kiezen van eenen koning had plaats op eenen rijksdag, die gehouden werd te paard: ieder volwassen edelman kon op dien rijksdag zijne stem komen uitbrengen, en ééue enkele stem tegen was voldoende om eene keus te verijdelen (dit noemde men het veto, het liberum veto). Vandaar de dubbele keuzen, en de menigvuldige opstanden, genaamd rohoss. De senaat bezat meer macht dan de koning, doch had zelf ook slechts weinig gezag. Op dat lichaam volgden in rang de paltsgraven, de starosten en de kasteleins, die allen, slechts luttel afhankelijk van het centraal gezag, op hunne beurt ook slechts een zeer beperkt gezag hadden in de provinciën en districten. De heerschende godsdienst in P. was de Roomsch-katholieke. Er waren echter ook vele aanhangers van andere kerkgenootschappen (Lulherschen, Socinianen, niet-geuniëerde Grieken), die lang aan groote onverdraagzaamheid en vervolgzucht blootstonden; vooral waren in P. ook vele Joden, die er (in vergelijking bij de andere gezinten) eene tamelijk groote male van vrijheid genoten, waarom men dan ook P. genoemd heeft hel Paradijs der Joden. DeRoomschkalholieke geestelijkheid was verbazend rijk (zij bezat ruim twee derdegedeelten van het gansche grondgebied van P.). De taal van P. is eene Slawische taal.

Geschiedenis

De landstreken, die later P. vormden, waren oudtijds met onbestemde grenzen begrepen in Noord-Germanië en Europeesch-Seylhië. In de 6e en 7e eeuw werden die landen overweldigd door de slawische volksstammen bekend onder de namen van Lettonen en Leckhen of Lechieten, die later saamgevat werden onder den naam van Polenen of Polen, d. i. Slawen der vlakte. Aanvangende met het jaar 842 werd P. geregeerd door eigene hertogen, die den titel voerden van Piast, en die later, toen ze zich aan de suzereinileit van het Dnitsche Rijk onttrokken hadden, den titel van koning aannamen (onder Boleslas I). Het Christendom was toen reeds in P. ingevoerd (dit had plaats gehad omstreeks het jaar 965, door Miêcislas I). Het nieuwe koninkrijk nam reeds spoedig in bloei en welvaart toe; doch dc gedurige deelingen van het grondgebied tusschen de zonen der telkens stervende koningen, de regeeringloosheid van 1037 tot 1042, de burgeroorlog van Zbignew, de losscheuring van Silezië (1168), en de strijd tusschen Leckh de Witte en Miecislas 111 of diens zoon (1195—1207), brachten het onafhankelijk beslaan van P. in gevaar. En nauwlijks begon P. zich van al die schokken eenigermale te herstellen, toen het overweldigd werd door de Mongolen (1241—1287), die het land vreeselijk teisterden; daarop volgden nieuwe onlusten (1295—1306), na den dood van Leckh den Zwarte. Onder Ladislas den Dwerg, en vooral onder Casimir 111, nam P. zeer toe in grondgebied en in welvaart; met laatstgen. koning stierf de oudste linie der Piasten uit. Zijn schoonzoon, Lodewijk de Groote, vereenigde Hongarije met P.; doch bij zijnen dood werden de twee kronen weder gescheiden, door zijne twee dochters Hedwig en Maria. De kroon van P. viel ten deel aan Hedwig; en deze bracht Litauen weder aan P. door haar huwelijk (1386) met Jagello, groothertog van Litauen, die zich lot het Christendom bekeerde, en den naam aannam van Ladislas V. Deze vereeniging, die eerst in 1444, of eigenlijk pas in 1569 voor goed in werking trad (zie LITAUEN), droeg zeer veel bij lot de grootheid van Polen, welks grondgebied daardoor verdubbeld werd in uitgestrektheid. Het tijdvak der Jagelionen (1386—1572) was, met de tachtig jaren die het voorafgingen (onder Leckh VI, Casimir 111 en Lodewijk den Groote), het schoonste tijdvak van P. In dat tijdvak gaf P. koningen aan liohemen, aan Hongarije; het trok groote leengoederen weder aan de kroon, waarvan ze vervreemd waren geworden; het verwierf de helft van Pruisen (West-Pruisen of koninklijk Pruisen), met de suzereiniteit over OostPruisen (hertogelijk Pruisen), vervolgens Lijfland (1560), waarvan het bezit aan P. werd verzekerd bij den vrede van Kjewerowa-Horka (gesloten met lwan IV), en vestigde zijne suzereiniteit over Koerland (1561). Na den ondergang van het Grieksche keizerrijk, bood P. roemrijk wederstand aan de veroverzueht der Turken, die zijne nieuwe zuidelijke naburen waren geworden. Ongelukkigerwijze kwam het feodale stelsel in P. meer en meer lot macht: na het uitsterven van de mannelijke linie der Jagellonen (1572), werd het koningschap verkiesbaar verklaard. De eerste gekozene koning was Hendrik van Valois (Hendrik 111); doch hij elke nieuwe verkiezing werd de koninklijke macht boe langer hoe meer beperkt, onder den naam van pacta conventa; vandaar dat de opbrengst der belastingen niet geevenredigd bleef aan de behoeften, vandaar ook volslagen gemis aan samenhang, overeenstemming en geheimhouding in de beraadslagingen, vandaar eindelijk het niet in stand houden van eenebehoorlijkearmee, ja zelfs het gebrek aan de noodigsle fortificatiën. Daarbij kwamen de kerkelijke twisten; en de onverdraagzaamheid en vervolgzucht, waarvan de Protestanten in P. te lijden hadden, droeg niet weinig bij om in P. verval te brengen: wel had de rijksdag van Wilna (1563) gedecreteerd, dat voortaan alle Nietkatholieken dezelfde staatsburgerlijke en burgerschaps-rechten zouden hebben als de Katholieken, doch dit decreet werd onder de dynastie Wasa geschonden, en onder Wismowiecki ingetrokken. Het laatste optreden van P. als machthebbende mogendheid was de poolsche interventie m Rusland, bij gelegenheid der woelingen van Otrepjelï (1605), de inname van Moskou (1611) en hel. traciaat van Diwilino (1618). Van dit tijdstip af aan is P. aanhoudend achteruitgegaan in aanzien. Kerst verloor het de snzereimteit over hcrtogelijk Pruisen of OoslPruisen (1657); bij den vrede van Oiiva (1660) verloor bet Lijfland; bij hel traciaat van Andrassof (1667) verloor het Smolensk. WesL-Ukrame en Severiè; bij het traciaat van Moskou (1686) verloor het Podolié en Kiew. Daarop volgden de oorlog van Carlowitz en de groote Noordsche oorlog: eerstgenoemde oorlog gaf Podolie aan P. terug, en P.’s k<>ning Sobieski speelde eene schitterende rol door de bevrijding van Weenen; doch van den anderen kant maakten de toenemende misslagen van den adel en van den senaat hel voor P. onmogelijk, daarvan eenig voordeel te trekken. In den grooten Nourdscben oorlog (1700—172!) werkte de inval van Karel XII, en de strijd tnsschcu twee gegadigden naarden poolschen troon (August, die voorgestaan werd door tsaar Peter, en Sinnislas Leczmski, die verdedigd werd door Karel XU) samen, om P. meer en meer tot verval te brengen. Eindelijk kwam Rusland partij trekken van de onzalige verdeeldheden, waarmede de vervolgzucht der Roomsch-kalholieken tegen de Protestanten aanhoudend het land beroerde:de Russen bezetleden P., en keizerin Catharina lielgewelddadigerhand haren gewezen lieveling, Slanistas Poniatowski, aUkouing ui troepen (1764). Toen vormde zich tegen den russischen invloed een rokoss van patriotten, genaamd Confederatie van Bar (1768); bodewijk XV en de Porie verleenden hunne hulp aaii de gecónfedereerden; doch de val van Choiseul in Frankrijk en de nederlagen der Turken, maakten al den heldenmoed der patriotten vruchteloos, en lot de eerste verbrokkeling van P. werd besloten. Die verbrokkeling had plaats in 1772. Oosl-Galicië werd aan Oostenrijk gegeven; al de veroveringen, vroeger door de Lilauers op Rusland gemaakt (Wit-Rnslond, Zvvart-Rusland, Pooisch Lijfland), werden aan Rusland toegewezen; koninklijk Pruisen metaanhoorigheden viel aan heihuis van Brandenburg ten deel. Wat er nog van P. ovcrbleef, behield wel is waarden titel van Koninkrijk Polen, doch werd metterdaad eene russische provincie. In 1790, tijdens den oorlog der Zweden en Turken legen Rusland, bewerkten de poolsche patriotten eene omwenteling, en 1791 kondigden zij eene verstandige constitutie uf, waarbij het ongaijmde veto afgeschaft en het koninklijk gezag versterkt werd ; doch Rusland verwekte tegen hen de confederatie van Targowice (1792), samengesteld uit poolsche misnoegden, die de wapenen opvatteden voor de oude constitutie en de oude vrijheden. Partij trekkende van die verdeeldheden, bewerkstelligden Rusland en Pruisen eene tweede deeling van P. Eene nieuwe poging der Polen in 1794 gaf aanleiding tot eenen derden strijd, nog ongelijker dan de vroegere, waarin Kosciusko tevergeefs wonderen deed van dapperheid: en de derde en laatste deeling van P. had plaats in 1795. Ditmaal nam ook Oostenrijk deel daaraan, zoowel aP Rusland en Pruisen. Toen bleef P. gedurende 12 jaren vernietigd. Na zijnen eersten veldtocht in Pruisen (1807) maakte Napoleon I, bij het tracla3t van Tilsil, een groothertogdom Warschau (zie dat art.) van geheel pooisch Pruisen en verscheidene andere provinciën van hel oude P. Dit nieuwe groothertogdom (ongeveer twee vijfdegedeelten van het oude koninkrijk P.) schonk Napoleon aan FrederikAugust, koning van Saksen, kleinzoon van August, II, die reeds in 1790 door de poolsche patriotten tot koning verkoren was, doch de hem aangeboden kroon niet had willen aannemen. Van datoogenblik af aan toonden de Polen, altijd hel herstel van hunne onafhankelijkheid hopende, zich met hart en ziel gehecht aan den keizer; hunne soldaten streden voortdurend in de gelederen der fransche armee, waarvan zij eene keurbende vormden (zie DÜMBROWSKI en Joz. PONIATOWSKI). Toen de val van Napoleou I een feit was geworden, werd bij ’t Weener Congres (1815) het groothertogdom Warschau in twee deelen gesplitst: het westgedeelte, bevallende Dantzig, Thorn, Culm, Posen, enz., werd aan Pruisen teruggegeven; hel veel grootere oostgedeeile (alleen Krakau uitgezonderd, dat lol eene onafhankelijke republiek verheven word) werd aan Rusland overgeleverd, dat dit onder den naam van koninkrijk Polen als een wingewest aanvaardde. Als zoodanig ontving het 27 Nov. 1815 van keizer Alexander eene constitutie, die echter reeds ouder de regeering van dienzclfden keizer beperkingen onderging, terwijl grootvorst Conslanlijn, als stadhouder van P., geen blijken gaf die constitutie op milde wijze te willen Loepassen. Onder de Polen vormden zich verscheidene geheime genootschappen, en werden verscheidene samenzweringen gesmeed, en de fransche Juli-omwenteling nep een weerklank ook in P. in hel leven, waar de beweging 29 Nov. 1830 aanving met eenen opstand te Warschau, en weldra aangroeide lot eene omwenteling. Ruim 8 maanden lang streden de Polen met leeuwenmoed (onder hunne aanvoerders Chlopicki, Skrzynecki en Dwernicki, bij Dobre, Stoczeck,Grochow en Ostrolenka); maar eindelijk bezweken zij voorde russische overmacht, waartoe ook ditmaal hunne onderlinge verdeeldheden zeer veel bijdroegen. Prins Paskewitsj nam 8 Sept. 1831 Warschau in, waarop de overblijfselen der poolsche armee over de ooslenrijkscbe of pruisische grenzen vluchtten, of zich aan de Russen overgaven. De constitutie werd afgeschaft en vervangen door hel organieke Statuut van 14 (26) Febr. 1832, de afzonderlijke poolsche armee werd opgeheven, in Warschau eene duchtige citadel aangelegd, om het volk, dat ontwapend werd, voortdurend in bedwang te kunnen houden; en van dat oogenblik af was al het streven van Rusland daarheen gericht, om P. geheel en ai russisch te maken. De poolsche uitgewekenen gaven echter de hoop niet op. en verwekten nog wel ettelijke opstanden; doch die leden alle schipbreuk, en kostten in 1847 aan de republiek Krakau hare onafhankelijkheid. De concessiën, nu en dan door Rusland aan P. verleend, konden uit den aard der zaak de bevolking niet bevredigen, en Febr. 1862 barslte opnieuw een volledig georganiseerde opstand uit, onder de leiding van eene geheime nationale regeering. Eene verbazende machtsontwikkeling van Rusland (onder het opperbevel van graaf Rerg, een van Rusland’s beste generaals), en maatregelen van de uiterste strengheid (zie o. a. MOERAWJEFF) vermochten dien opstand in geen twee jaren lijds volkomen te beteugelen; doch eindelijk werd hij geheel onderdrukt, en op dit oogenblik zucht het woelige Polen weder geheel en al onder den ijzeren drnk van Rusland.

Ziehier de

Polenen

of Poleniêrs,gemeenschappelijke naam der eerste bewoners van Polen.