geb. 1814, zoon van een grondeigenaar te Torsjek in het russ. gouvernement Twer, genoot zijne opleiding in het kadettenhuis te Petersburg, werd toen vaandrig bij de garde-artillerie, doch nam reeds spoedig zijn ontslag, en ging 1841 naar Berlijn, 1842 naar Dresden, zich bezighoudende met philosophie en zich voornamelijk aansluitende aan Ruge, in wiens «Deutsche Jahrbücher” hij schreef onder den naam van Jules Elysard. In 1843 ging hij naar Parijs, waar hij omgang had met de Polen, even als later in Zwitserland met de Communisten.
Daar hij aan de oproeping om naar Rusland terug te keeren geen gevolg gaf, werden zijne bezittingen aldaar verbeurd verklaard. In 1847 hield hij te Parijs bij het Polen-banket eene redevoering, welke zijne uitzetting uit Frankrijk ten gevolge had, terwijl het russische gouvernement tevens eenen prijs uitloofde voor zijne uitlevering. Hij nam de wijk naar Brussel, waar hij zich tot de Februarijorawenteling schuil hield, woonde in Junij 1848 het Slaven-congres bij, vertoonde zich daarna in Berlijn, van waar hij in Oct. verbannen werd, vervolgens te Dresden, Dessau, Cöthen, keerde in het begin van Maart 1849 heimelijk naar Dresden terug, waar hij gedurende de Mei-catastrophe eenigermate de rol van dictator speelde, werd te Chemnitz in hechtenis genomen, en eerst naar Dresden, vervolgens (28 AHg.) naar den Königstein gebragt. In 1850 werd hij ter dood veroordeeld, welk vonnis bij wijze van gratie veranderd werd in levenslange gevangenschap ; daarna aan Oostenrijk uitgeleverd, stond hij ook hier te regt en werd veroordeeld; en eindelijk nitgeleverd aan Rusland. Wat er verder met hem geschied is weet men niet met zekerheid.