of het Russische rijk, wat grondoppervlakte betreft het grootste rijk van den ganschen aardbol, hoofdzakelijk in Europa en Azië (strekt zich ook in Amerika uit, zie dl. 1, blz. 182, kolom 2, Russisch Amerika genaamd), grenst ten N. aan de Ijszee, ten O. aan den Grooten Oceaan, ten Z. aan het Chineeschc rijk, Turkestan, de Caspische Zee, Perzic, aziat. Turkije, de Zwarte Zee, europ.
Turkije, ten YV. aan Moldavië, Oostenrijk, Pruisen, de Oostzee, Zweden en Noorwegen. Hel beslaat (ongerekend Russisch Amerika) van 35j tot 250 gr. O. lengte en van 37j tot 78 gr. N. breedte, eene oppervlakte, waarvan:in Aziat. R 262,746 vierk. mijlen.
in Europ. R. (met inbegrip
van Polen en Finland) . . 99,262 » »
in Caueasië 8,034 » »
te zamen 370,042 vierk. mijlen.
Europ. R. is over bet algemeen vlak; alleen in het Z. heeft men de Carpaten en den Caucasus met de gebergten in de Krim, en in bet O. de Oeral(Ural-) of Poyas-bergen, die Europ. R. van Siberië scheiden; van dit laatste (Siberië) is het ooslgedeeite een waar bergland, dat doorloopen wordt door de veel vertakkingen hebbende ketenen van den Altaï, de sajanisebe Ertsgebergten en het alpenland van Daurië. Een groot gedeelte van R. beslaat uit steppen ; in het N. vindt men groote moerassen (toendras) en woestijnen. Ook de land- of binnenmeren beslaan eene aanzienlijke oppervlakte; zoo o.a. in Europa; ’t Ladoga-, ’t Onega-,'t Peipus-, ’t ilmcn-mecr, en de vele meren van Finland; in Azië: 't Aral-, ’t Baikal-, ’t Balkasj-meer. De voornaamste rivieren van R. zijn: YVeichsel, Duna en Newa, die tot het Oostzee-gebicd behooren ; Onega, Dwina, Mesen en Petsjora, in Europa; Obi (met de Irtisj), Jenisei, Lena, Kolyma en Indigirka in Azië, uitloopende naar de IJszee; Oeral (Dral) en Wolga tot het gebied der Caspische Zee behoorende; en Don, Dnieperen Dniester, behoorende tot het gebied der Zwarte Zee. De voornaamste van al die rivieren is de Wolga. Sedert 1849 werd ook het stroomgebied van den Amnr (voor Oost-Siberië van aanbelang) aan het gezag van S. onderworpen. De bevolking van R., volgens de telling van 1858 ruim 74 millioen zielen, is thans (1868) veilig op 80 millioen mensohen te schatten, waarvan slechts een zestiende gedeelte in Aziat.-R.; het dichtst bevolkt zijn de middelste streken van Europ.-R. Die bevolking is samengesteld uit eene groote verscheidenheid van (meer dan 100) natiën, waaronder het Slawische ras heerschende is, zijnde omstr. 60 millioen zielen sterk (daartoe behooren omstr. 54 millioen Rassen, wijders Polen, Letlanders, Koerlanders, Litauërs; lot het flnsche ras, dat in Euröp. R. zeer verbreid is, hehooren de Finnen, Esthlanders, Lappen (Laplanders), Tsjeremissen, Tsjoewasjen, Permiaken, enz.; dan volgen Duitschers en Grieken, Tartaren, en de woeste Caucasische stammen,eindelijk eene menigte horden (Mongolen, Kalmukken, Samojeden, Korjeken, Kamtsjadalen, Tsjoekotsjen, Aleoeten, enz.). Er worden dan ook eene menigte verschillende talen in R. gesproken; het Russisch zelf is slechts een tak van het Slawisch. Naar de kerkgenootschappen ingedeeld, waartoe ze behooren, telt de Orthodoxe of Russisch-Grieksche Kerk 67 millioen belijders, de Roomsch-katholieke 3 j millioen, de Protestantsche 2p millioen, de Mahomedaansche 4 millioen, de Joodsche 2j millioen. en daarbij komt eindelijk nog T millioen Heidenen. De algemeene hoofdslad van R. is St.-Petersburg, in 1703 geslicht door Peter den Groote; vroeger was dat Moskou. De administratieve indeeling van R. (behalve Polen in 5 gouvernementen, en Finland in 8 districten) bestond in 1864 uit 49 gouvernementen in Europa, 5 gouvernementen en 3 lerritoriën in Caucasië, 4 gouvernementen en 7 lerritoriën in Siberië. De gouvernementen zijn weder ingedeeld in districten of arrondissementen. De indeeling in Groot-R., Kiein-R., Nieuw-R., West-R. (waarin Wit-R. of de gouvernementen Minsk, Mohilew, Witebsk), de Oostzee-Provinciën, de tsarendommen Kazan en Astrakan, Transcaucasië en Siberië, is slechts een uitvloeisel der historische ontwikkeling van het Russische rijk. De regeeringsvorm is de onbeperkte monarchie; de keizer noemt zich Alleenheerscher aller Russen, tsaar van Polen en grootvorst van Finland, en vereenigt in zijn persoon de hoogste wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, en is tevens liet opperhoofd der Russische Kerk.
Geschiedenis.
De ouden hebben van R. niet anders gekend dan het zuidgcdeelte van Europ. R., dat zij zeer onbestemd bedoelden met de benamingen Sarmatië en Scylhiê, en waar zij, behalve de Sarmaten, ook lieten wonen de Roxolanen, Jazygen, Agathyrsen, Hippomolgen, Cimmeriërs, Tauren, Meoten, enz. Reeds in de eerste eeuwen van het Romeinsche keizerrijk werd het gansche land overweldigd door de Slawen, de oorspronkelijke bewoners van Noord-Rusland. In de 3e eeuw van het keizerrijk onderwierpen de Golhen bijna al de volkeren, die tusscheu de Oostzee en de Zwarte Zee woonden, en stichtten tusschen de Njemen, den Dnieper, de Wolga en den Don een groot rijk, dat Europeesch Rusland bevatte. Dat rijk werd in 376 omvergeworpen door de Hunnen, en Zuid-Rusland was vier eeuwen lang een doortocht voor al de barbaren uit bet oosten en een tooneel van onophoudelijke lotswisselingen. De Hunnen, Alanen, Bulgaren, Khazarcn zetleden er zich neder, en werden achtereenvolgend weder van daarverdreven.Intusschen werden er omstreeks de 6e eeuw eenige steden gesticht, o. a. Groot-Nowogorod en Kiew. Eindelijk, in 862, verschenen Waregische opperhoofden; doch slechts een hunner (Rurik) stichtte een duurzaam rijk; hij regeerde te Nowogorod; zijne nakomelingschap verspreidde zich snel overeen gedeelte van Zuid-Rusland en over Galicië, vestigde zich te Kiew, deed Constanlinopel beven, en verhief zich tot eenen hoogen trap van bloei onder Wladimir den Groote (die in 988 het Christendom onder de Russen invoerde) en onder Jareslaw I. Maar twee verderfelijke instellingen (het senioraat en deapanages) kwamen gedurig het grondgebied verbrokkelen ert binnentandsche oorlogen verwekken: behalve Kiew, dat destijds de ware hoofdstad des rijks en de residentie van den grootvorst was, bestonden er verscheidene andere vorstendommen onder prinsen van den bloede, dat wil zeggen onder rcchtstreeksche afstammelingen van Rurik (zoo: Nowogorod,Polotsk, Smolensk, Tsjernigow, Perejaslaw, Tmoetarakan, Halicz, Twer, Wladimir of Wlodimierz, Soezdal, en eindelijk Moskou, gesticht in 1147). Middelerwijl hielden de invallen uit hot Oosten steeds aan, en men zag overweldigingen aar.richlen door de Petsjenegen, door de Oetsen of Polowtsen, en eindelijk door de Mongolen. Deze laatsten, onder aanvoering van Toesji, trokken in 1224 de Wolga over, maakten zich meester van een gedeelte van Zuid-Rusland, en stichtten bet groote rijk van Kaptsjak of van de Gouden Horde. De zoon van Toesji, met name Batoe, bemachtigde in 1240 Kiew; reeds spoedig erkenden Podolië, Voihynië, Oost-Galicië zijn gezag, en de russische vorsten van het noorden werden zijne vasallen. Alleen die van Moskou voerde den titel van grootvorst. Nowogorod, dat reeds eene poging gedaan had om onafhankelijk te worden, verklaarde zich herhaalde malen tot republiek, en bewees feitelijk slechts zelden gehoorzaamheid aan den grootvorst van Moskou; maar het betaalde schatting aan de Mongolen. Deze slavernij der Russen duurde in volle kracht honderd vijftig jarenlang (1240-1389). De burgeroorlogen der Mongolen en der Tartaren, en de weersluit der veroveringen van Tamerlan, verlichtten het juk; maar Moskou werd nog meer dan eens bedreigd en geplunderd, en eerst in 1481 verloste de groote Iwan lil eindelijk Moscovië van het juk der Tartaren. Diezelfde vorst had Nowogorod, Pskow, Biarmië onderworpen, en een aantal vorstendommen, o. a. Severië, lot een geheel vereenigd; kort daarna voegde hij het westen van Siberië daaraan toe. Wasili IV en Iwan IV, zijne opvolgers, waren altijd in oorlog met Polen, met de Duilsche Ridders, en met Zweden; zij veroverden Kazan en Astrakan; maar Iwan deed tevergeefs pogingen om Lijfland machtig te worden. In 1598 stierf de dynastie van Rurik uit, en Boris Godoenow usurpeerde den troon: vandaar een tijdvak van woelingen (1605 en vervolgens), waarin de Polen en de Zweden elkander het bezit van R. betwistten, dat al dien tijd zijnen ondergang nabij scheen; de verheffing van Michael Romanow (1613) maakte aan dien beklaglijken toestand een einde. Onder dien tsaar en zijne twee opvolgers beurde R. zich langzamerhand op, en heroverde Severië, waarvan de Polen zich meester gemaakt hadden. Peter de Groote (1682— 1725) zette het aangevangen werk voort, gaf R. steun aan de Oostzee, aan de Caspische Zee en aan de Zwarte Zee, stichtte Petersburg, zag Polen in verval geraken, fnuikte de macht van Zweden, en mengde zich in de algemeene staatkunde van Europa. Deze voorspoed hield op voort te gaan, maar ging ook niet achteruit, onder zijne opvolgers (die, te rekenen van 1702 af, vorsten waren uit het huis Holstein-Gollorp, en met het huis ltomanow slechts door huwelijken verbonden waren); doch Catharina II (1763—1796) bracht R. tot den hoogsten trap van luister, veroverde Klein-Tartarijë, Lilauen, Koerland, Caticasië, en verwierf de helft van Polen (hij de deelingcn van 1772 en 1795). Haar zoon, Paul I, nam deel aan de coalitie tegen Frankrijk, en zond zijne legers tot in Zwitserland (1799). Onder Aiexander I, in weerwil van eene aanhoudende worsteling met Frankrijk (die slechts afgebroken werd door den vrede van Tiisit, 1807), in weerwil van den veldtocht van 1812 (waarin Moskou door de Russen zelvenaan de vlammen prijsgegeven werd), vergrootte R. zich met Finland, Oost-liottnië, Bessarabië, Georgië; in 1815 maakte hel zich meester van op zijn minst twee derdcgedeclten van GrootPolen (dat in 1807 aan Pruisen ontnomen was door Frankrijk om er het groothertogdom Warschau van te maken, en waarvan in 1814 slechts een derdegcdeelle aan Pruisen teruggegeven werd), en maakte daarvan het Koninkrijk Polen (1815). Nicolaas I heeft aan zijne veroveringen toegevoegd perzisch Armenië en ccnige landstreken bij de uitwatering van den Donau; zijne legers, zegevierend over de Turken, trokken den Balkan over, en stonden op Conslantinopel aan te rukken, toen de interventie der enropeesche mogendheden hem daarin verhinderde (1829); niettemin heeft hij Turktjë aanmerkelijk verzwakt, door mede te werken tol de onafhankelijkheid van Griekenland (1820—27), en door nagenoeg geheel Servië, Woiachijë en Moldavië vrij te maken, die zich onder zijne bescherming stelden. De opstand der Polen 1830—31 maakte liet hem mogelijk, Polen geheel en al tol eene russische provincie te maken. De hulp, die hij 1832 aan Turkije verleende tegen Mehemed-Ali, verschafte hem het traclaat van llunkiar-Skelessi (8 Juli 1833). In het caucasische bergland gelukte het echter niet, de Tsjerkessen te beteugelen. Na de omwenteling van 1848 trok R. van de woelingen in Walachijê partij, om de Donau-vorstcndomrnen binnen tc rukken, en verkreeg daardoor het traclaat van Balla-Liman (1 Mei 1849). Aan Oostenrijk verleende R. in 1849 hulp tegen de Magyaren. Terwijl in de turkschc zaken R. en Engeland elkander bestreden, vereenigden beiden zich met de overige groole mogendheden in de deenscli-holsteinsche zaak tot het protocol van Londen 8 Mei 1852. De tijd gekomen achtende, om eindelijk de tnrksche kwestie tot eene oplossing te brengen, begon keizer Nicolaas den Russisch-oostcrschcu oorlog (zie dat art.) en bracht zoodoende (1853—56) eene groole ramp over R. en over geheel Europa; doch nog vóór het einde van dien oorlog stierf hij (2 Maart 1855) en werd opgevolgd door zijnen zoon Aiexander II, die 9 Sept. 1855 het sterke Sebastopol moest zien vallen, en den oorlog beëindigde door den vrede van Parijs 30 Maart 1856. De belangrijkste momenten uil R.’s geschiedenis onder dezen keizer (die 7 Sept. 188® te Moskou gekroond werd) zijn: de hervorming van de rechtsbedoeling (oekaze 1 Jan. 1864) cn de opheffing van het lijfeigenschap (3 Maart 1863); en de groole opstand van Polen Febr. 1862, die eerst na ruim twee jaren ailerbloedigst strijden beteugeld werd.
Hier volgt de naamlijst der vorsten van R.
Grootvorsten of Tsaars.
I. Dynastie van Rurik
(1) Te Kiew (behalve Rurik I)
Rurik I, eerst met Sineoes en Troewor, later alleen 862
Oleg, eerst rijksbesluurder 879
Igor, zoon van Rurik 913
Olga, zijne weduwe 945
Swjatoslaw I 964
Jaropolk I 973
Wladimir I 980
Swjalopolk I 1015
Jaroslaw 1 1019
Izjasiaw» I (tweemaal weggejaagd) 1054—78
Wzeslaw 1067
Swjatoslaw II 1073—76
Wzewolod I 1078
Swjatopolk II 1093
Wladimir II 1113
Mstislaw I 1125
Jaropolk II 1132
Wjailsjislavv 1137
Wzewolod II 1138
Igor II 1146
Izjasiaw II 1146—54
Joerje (d. i. George) I Dotgoroeki, hertog van Soezdal 1125, van Moskou 1147, eindelijk van Kiew 1149—57
(2) Scheuring, die 86 jaren duurde. (Twee of meer Grootvorsten)
Te Kiew Te Moskou.
Rostislaw 1 1154—62 Andreas I Bogoijoebski. 1154—75
Izjasiaw III Davidowitsj 1156—67
Mstislaw II 1167—70
Gleb Joerjevitsji 1168—72
Jaroslaw II Izjaslawilsj 1172—75 Michel I 1175—77
Romanus I 1179 Wzewolod lll, 1177-1212
Swjatoslawlll, 1179—93
Rurik II 1193—1209
Romanus Il van Haitisj 1193—1206
Wzewolod III 1206—12
Mstislaw III 1212—24 Joerje II 1213—38
Wladimir III 1230—59 (Constantijn) 1217—18
Michaël I Wiewolodomilsj 1239—40 Jaroslaw II Wzewolodowilsj 1238—40
(3) Te Wladimir tot 1339, en vervolgens te Moskou.
Joroslaw II Wzenolodomilsj, gaat voort te regeeren 1240
Swjatoslaw HI Wzewolodowitsj 1247
Andreas Jarosluwitsj 1249
de heilige Alexander I Newski 1252
Jaroslaw III Jarostawitsj 1265
Wasili (d. i. Rasilins) l 1272
Dmitri (d. i. Demetrius) I 1276—94
Andreas II 1294—1304
Daniel 1295
Wasili van Soezdal 1304
Michael II van Twer 1304—19
Joerje III 1319
Dmitri II van Twer 1323
Alexander II van Twer 1320
Iwan I Kalita 1528
Simeon de Trotsche 1340
Iwan II 1353
Dmitri III van Soezdal 1359
Dmitri IV (of III bis) Domki 1362
Wasili II 1389
Wasili IIl de Blinde 1425
Iwan III de Groote 1462
Iwan IV 1505
Iwan IV de Gedachte (neemt den titel aan van tsaar) 1555
Fedor I 1564
I. Overgang tot de Romanows.
Boris Godoenow 1598
Fedor II 1605
Dmitri V of IV (Gregorius Olrepje lV, ouder den valschen naam van Dmitri) 1605
Wasili V Sjocislii 1606
Wladislaw Wasa, van Polen 1610
III. Dynastie Romanow.
Michael III 1615
Alexis I 1645
Fedor III (ook genaamd II, doch verkeerdelijk) 1676
Iwan IV en Peter I, de Groote 1682
Sophia, mede-regentes. 1680—89
Peter I, de Groote, alleen 1689
Catharina I, weduwe van Peter 1725
Peter II, kleinzoon van Peter 1727
Anna Iwanowna 1750
Iwan VI 1740
Elizabeth Petrowna 1741
IV. Dynastie Holstein-Gottorp.
Peter III, van Holstein-Gottorp, neef van Elizabeth 1762
Catharina II, van Anhalt-Zerbst, zijne weduwe 1762
Paul I, hun zoon 1796
Alexander I (ook genaamd Alexander III) 1801
Nieoiaas 1825
Alexander II 1855