het hoofd der zamenzwering tegen Julius Cesar, was de zoon van M. Jnn.
B. en van Servilia.de stiefzuster van Cato Uticensis; B. was door den broeder zijner moeder geadopteerd met den naam Caepio, en trouwde met Porria, de dochter van zijnen pleegvader. Ofschoon een aanhanger van Pompejus, werd hij begunstigd door Cesar (men wil dat Cesar eigentlijk zijn vader was); deze benoemde hem tot stadhouder in cisalpijnsch Gallië, en later tot pretor van Bome. In weerwil van zoo vele gunsten stelde B., voornamelijk op aanstoken van zijnen zwager Cassius, zich aan het hoofd der zamenzwering tegen den dictator. Toen Cesar, doodelijk getroffen, B. onder de zaamgezworenen gewaar werd, stamelde hij : “Dus ook gij, mijn zoon?” Na het volbrengen van den moord, vlugtte B. met de overige zaamgezworenen uit Rome, hield zich met zijn door Pompejanen versterkt leger eenigen tijd in Macedonië staande, totdat hij in den slag van Philippi (42 v. Chr.) overwonnen werd door de legioenen van Antonius en Octavianus,en zich uit wanhoop (40 jaren oud) in zijn eigen zwaard stortte, onder den uitroep: “Deugd! gij zijt niets dan een ijdel woord.”
