(Marcus Porcius), bijgenaamd de Censor, later ook Major (d. i. de Oude), geb. 234 (of 239) v. Chr. te Tusculum uit geringe onders, diende eerst onder Fabius Maximus in den tweeden punischen oorlog.
Aangesteld als pretor in Sardinië, voltooide hij de onderwerping van dat land aan de Romeinen. Met den titel van consul naar Spanje gezonden en naar Griekenland (195 v. Chr.) verdiende hij door dapperheid en beleid de eer van een zegepralende» intogt. Acht jaren later censor, bekleedde hij dit ambt met eene gestrengheid, die tot spreekwoord is geworden, zoodat Censorius zijn blijvende bijnaam werd, en men hem ter eere een standbeeld oprigtte met dit opschrift: »Aan Cato, die de zeden heeft getuchtigd.” Bij gelegenheid van eene zending, die hij volbragt te Carthago (157 v. Chr.) zich overtuigd hebbende hoe dat rijk zich weder snel ontwikkelde, begreep hij dat Rome geen gevaarlijker mededingster hebben kon dan Carthago, en daarom besloot hij elke redevoering, die hij sedert in den senaat uitsprak, met de woorden: Ceterum censeo, Carthaginem esse delendam" (d. i. overigens ben ik van oordeel, dat Carthago verdelgd moet worden). Hij stierf op 85-j. leeftijd in 149 v. Chr., nadat hij het nog had mogen beleven,dat het jaar te voren op nieuw aan Carthago den oorlog was verklaard. De fragmenten van het groote geschiedk. werk van C., getiteld Originesrom. en andere brokstukken zijn het laatst uitgegeven door Jordan (Leipzig 1860). Men legt dezen vooral als redenaar beroemden grooten Romein gierigheid te last, alsook dat hij een minnaar was van wijn.(Marcus Porcius), achterkleinzoon van den vorige, en ter onderscheiding, naar de plaats waar hij stierf, bijgenaamd Uticensis (d. i. van Utica) of ook wel Minor (d. i. de Jonge), geb. 95 v. Chr., bekleedde 65 v. Chr. het questorschap te Rome. Terwijl omstreeks dien tijd het wedijveren van Cesar en Pompejus om alléén het hoogste gezag in handen te krijgen gestadig duidelijker in het oog begon te loopen, was C. nagenoeg de eenige man van beteekenis, die, strijdend voor het in stand houden van de republiek, het inwendig geschokte romeipsche gemeenebest zocht te redden. Wel mislukte de poging (62 v. Chr.) om tot herstel van de orde Pompejus met de legioenen terug te roepen en hem met de hoogste magt te bekleeden; doch te vergeefs verzette C. zich tegen de benoeming van Cesar tot consul (59 v. Chr.). Door den loop der omstandigheden allengs tot de partij van Pompejus gebragt, beijverde C. zich met dezen om Cesar tegen te werken. Bij het uitbreken van den oorlog (49 v. Chr.) vergezelde C. de consuls naar Campaniè, en ging vervolgens voor eenigen tijd met twee legioenen naar Sicilië. Toen hij vernam dat Pompejus vermoord was,verzamelde hij het overschot der republikeinsche armee en stak naar Afrika over, waar Q. Metellus Scipio zich aan het hoofd van eenige troepen gereed maakte om tegenstand te bieden aan Cesar; maar toen Metellus verslagen was, en C. begreep zich in Utica nietlangertezullen kunnen staande honden, maakte hij zelf een einde aan zijn leven (46 v. Chr.). De kinderen van C. waren met de zelfde republikeinsche gevoelens bezield als hun vader: zijne dochter Porcia doodde zich zelve (zij was de vrouw van Marcus Brutus); en de zoon van C. (nl. Marcus) sneuvelde in den slag bij Philippi.
(Dionysius), staat bekend als een niet onverdienstelijk romeinsch dichter uit de 3e eeuw na Chr.
(Valerius), rom. taalgeleerde en dichter uit de 3e eeuw na Chr.