drie pausen, nl.:
I, van 337 tot 352, was geboren te Rome, handhaafde Athanasius tegenover Arius, en werd later heilig verklaard.
II, geb. te Abizal bij Savone, was een neef van paus Sixlus IV, en heette vóór zijne verheffing Julianus de la Rovero. Als opvolger van Pius 111 kwam hij 1503 op den pauselijken Stoel, wasoorlogzuchtig en in het beleid der staatkunde verstandig, daarbij een bevorderaar van kunst en wetenschap. Met keizer Maxiiniliaan en Lodewijk Xll van Frankrijk sloot bij (1508) den zoogenaamden Kamerijkschen bond (Ligue ie Cambray) tegen Venetië; doch reeds kort daarna sloot hij met Venetie de zoogenaamde Heilige Ligue legen Frankrijk. Terwijl J. II zelf dezen oorlog tegen Frankrijk bestuurde, riep de fransche koning een bijzonder concilie te Pisa bijeen, om over het gedrag van den paus uitspraak te doen; en terwijl de pauselijke troepen (waaronder een turksch hulpkorps) door de fransche werden verslagen te Bologna (1511) en te Ravenna (1512), werd J. 11 door het concilie van Pisa in zijne pauselijke waardigheid geschorst. Doch J. II riep een algemeen concilie in het Lateraan te Rome bijeen, vernietigde de besluiten van het concilie van Pisa, sprak het interdict uit over Frankrijk, ontsloeg de fransche onderdanen van hunnen eed van getrouwheid aan Lodewijk XII, en joeg Hendrik VIII tegen Frankrijk in het harnas. Doch te midden van al die bedrijven stierf hij 21 Febr. 1513.
III, vóór zijne verheffing Giovanni Maria Giocchi genaamd, opende het concilie van Trente weder, dat door den dood van Paulus lil zijne zittingen gestaakt bad, kwam met Venetie in geschil over de inquisitie, en trachtte de Nestorianen tot do roomsche Kerk te brengen. Hij bekleedde de pauselijke waardigheid van 1550 tot 1555.