Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Cambray

betekenis & definitie

lat. Cameracum, holl.

Kamerijk, stad (en vesting der 2e klasse) in het fransche dept. Nord, aan de Schelde; 22,000 inw.; van 1559 tot 1789 had C. aartsbisschoppen, waaronder Fénélon; van 1801 tot 1842 was C. slechts een bisdom. Het is de geboortepl. van Monstrelet, Dumouriez, enz. Vermaard is C. door de KamerijIcsche Ligue, 10 Dec. 1508 aangegaan tusschen keizer Maximiliaan 1, koning Lodewijk XII van Frankrijk, koning Ferdinand den Katholieke van Aragon en paus Julius II, tegen de republiek Venetië; zoomede door den Vrede van Kamerijk (1529) ook paix des Dames genoemd, omdat hij gesloten werd door Margareta van Oostenrijk, tante van Karel V, en Louise van Savooije, moeder van Frans I; deze voor Frankrijk weinig voordeelige vrede werd reeds 1536 verbroken. In de middeleeuwen hoofdpl. van een graafschap Cameracum, werd het, nadat de grafelijke linie was uitgestorven,sedert 1510 als hertogdom in leen gegeven aan den bisschop van C.; 1595 kwam het hertogdom onder spaansche heerschappij, doch werd krachtens den vrede van Nijmegen 1678 bij Frankrijk ingelijfd,nadat het 1677 door Lodewijk XIV was ingenomen.

< >