Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Joodsche Schrijvers

betekenis & definitie

zoo noemt men hen, die door hunne pennevruchtcn hebben gearbeid aan de verstandelijke ontwikkeling van het Joodsche volk. Uit den aard der zaak hebben de meeste J.

S. geschreven in het Hebreeuwsch. De letterkunde in die taal laat zich in 9 tijdvakken splitsen, die wij hier kortelijk zullen overzien. In het le tijdvak (tot 143 v. Chr.) sloot het verstand der Joden zich gestadig vaster aan den inhoud van de Vijf boeken Mosis en van de Profeten aan. In het 2e tijdvak (143 v. Chr. tot 135 na Chr.), waarin de schriftverklaring (Midrasj) zich reeds in Halacha en Haggadah deelde, ontstonden, behalve de Targnms in de chaldeesche taal, al de apocryphen, schreven Josephus en Philo, en vestigde Hillel de mondelinge wetsleer, waarin Schamai, Jochanan-ben-Saccai, de beide Gamalièl, Eliëser-ben-Hyrcan, Jozua-ben-Chananja, en de beroemde Akiba zich onderscheidden. In het 3e tijdvak (135—475) was het onderwijs in Halacha en Haggadah het voornaamste leervak aan de vooral sedert Hillel bloeiende scholen in Galilea, Syrië en Rome, sedert 219 in Babylonië onder de Sassanieden, inzonderheid le Sura, Pumbeditha en Neherdia ; en de voornaamste leeraars, waaronder als laatste autoriteit van dezen aard Mar-ben-Asche (gest. 467) schiepen de Misjna en den Talmud. In het 4e tijdvak (475—740) werd in de 6e eeuw de babylon. Talmud voltooid, ontstond in Palestina van de 6e tot de 8e eeuw de Masora, en werden, behalve verzamelingen van reeds oudere Haggadahs, ook nieuwe oorspronkelijke schriftverklaringen geschreven, zooals Pesikla, enz. In bet 5e tijdvak (740—1040) ontwaakte onder de westersche Joden een heilrijke naijver jegens de Arabieren, en er verrezen geneeskundigen, sterrekundigen, taalgeleerden, schriftgeleerden en kronijkschrijvers. Het laatste gedeelte van dit tijdvak leverde de beroemde mannen GeonimSaadia (gest. 941), Sjerira (gest. 998) en Hai (gest. 1038). Van de 9e tot de 11e eeuw had men te Fez en te Kairvvan beroemde joodsche leeraars en schrijvers, sedert de 8e eeuw ook in Italië, waar de steden Bari en Otranto zetels waren van joodsche geleerdheid. Den hoogsten trap van luister bereikte de joodsche letterkunde evenwel na de opheffing van de babylonische akademièn (1040) in Spanje, terwijl die zich reeds in de 10e eeuw uit Italië verplaatst hadden naar Frankrijk, Maintz en Lotharingen. Het 6e tijdvak (1040—1204) is het tijdperk van den hoogsten bloei der joodsche letterkunde; toen werd in de arabische en hebreeuwsche talen eene rijke verscheidenheid van poëtische en van wetenschappelijke werken voorlgebracht door de spaansche Joden; inzonderheid verdienen hier genoemd : de welgeleerden Samuel Halevi en Isaac Alfasi; de chronograaf en godgeleerde Abrahamben-David: de taalgeleerden Abulwalid enParchon; de zedemeester Bechai; de sterrekundige en geograaf Abrabam-ben-Chija; de reiziger Benjamin van Tudela; de dichters Gabirol en Moses-ben-Esra; de uitstekende geleerden en dichters Juda Halevi en Aben-Esra, zoomede de hooggevierde Maimonides. In Frankrijk blinkt als exegeet boven alle anderen uit Salomon-ben-Isaae, genaamd Raschi; en in Provence de taalgeleerden Joseph en Moses Kimchi. In Duitschland, vooral te Maintz en te Regensburg, heerschte groole talmudische geleerdheid ; in Italië waren Nathan-ben-Jechiel en Hiliel-ben-Eljakim het beroemdst. In het 7e tijdvak (1204—1492) ontstond, met eene mystieke godsdienstleer, tevens het getwist tnsschen Talmudisten, Philosofen en Kabbalisten. De uitstekendste mannen leefden in Spanje, o. a. de dichter Charisi; later in Portugal, in Provence en in Italië; Duitschland bracht inzonderheid vele schrijvers over de Wet voort. In het 8e tijdvak (1492—1755) bleef de verstrooiing der Joden, die uit West- en Zuid-Europa werden verdreven, niet zonder merkbaren invloed op de joodsche letterkunde, terwijl de boekdrukkunst hare krachtige hulp kwam leenen aan verspreiding van andere werken des geestes. Terwijl de poolsche Joden zich afgaven met zemelziftende Talmud-studiën, lagen poëzie, taalkunde en wetenschap nagenoeg geheel verwaarloosd, en in de bijbeische Exegese, de Kabbala en de talmudische Dialectica leverde vooral de 17e eeuw veel middelmatigs. In uitgebreider kring werden o. a. bekend: de godgeleerde en philosoor Abiavanel, de taalgeleerde Elias Levita, de beroemde philosoof Spinoza. In het 9e tjjdvak, dat van 1755 tol op onzen tijd loopt, opende Moses Mendelssohn voor de joodsche letterkunde eene nieuwe baan; de gewijde boeken werden overgezet in de europeesche talen, en vreemde werken in het Hebreeuwsch; en de joodsche dichters en schrijvers van onze eeuw kunnen in talrijkheid en in degelijkheid met de nietjoodsche minstgenomen wedijveren.

< >