naam van veertien koningen van Zweden. Van de eerste zeven is weinig of niets met historische zekerheid bekend, dan dat zij regeerden in de 9e en 10e eeuw.
VIII, beklom den troon omstr. 954, behaalde eene schitterende overwinning op zijn tegenstander Styrbjörn, die bijgestaan werd door den koning van Denemarken, welk land E. insgelijks aan zijn gezag onderwierp; hij ontving den eerenaam van Zegerijke, en bleef meester van Denemarken tot aan zijnen dood omstr. het jaar 1000.
IX, de heilige, verkoren 1155, was de zoon van eenen machtigen landsgroote, met name Iwar, onderwierp het zuidelijk gedeelte van Finland, en voerde daar het Christendom in; door den deenschen prins Magnus Erikson, die een inval in Zweden was komen doen, gevangen genomen in Upsal (1160) werd E. onthoofd; later gecanoniseerd, wordt hij vereerd als beschermheilige van Zweden; kerkelijke gedenkdag 18 Mei.
X, genaamd Canulson, kleinzoon van den heiligen E., regeerde van 1210 tot 1216, doch deed niets merkwaardigs.
XI, bijgenaamd de Stamelaar, kwam op den troon 1222 na Jan I, en stierf 1250 kinderloos, zoodat de zweedsche kroon overging op het geslacht der Folkungen.
XII, werd door de tegen zijnen vader Magnus II in opstand gekomeue Zweden in diens plaats op den troon gezet, en deelde vervolgens het rijk met hem. Deze deeling gaf aanleiding tot een oorlog (1344—1350) tusschen vader en zoon; laatstgenoemde stierf door vergif (1359), naar men wil hem toegediend door zijne eigene moeder, Blauche van Namen.
XIII (van Denemarken E. IX), geh. 1382, zoon van Wratislas, hertog van Pommeren, en Maria, nicht van de befaamde Margareta van Waldemar, bijgenaamd de Noordsche Semiramis, werd 1397 door laatstgenoemde vorstin (zie CALMAR) benoemd tot erfgenaam der kroonen van Denemarken, Zweden en Noorwegen, en regeerde eenigen tijd met haar gezamenlijk. In 1412, bij Margareta's dood, bleef hij alleen meester van den troon; maar zonder talent, en even wreedaardig als lafhartig zijnde, werd hij van den troon vervallen verklaard 1439, en nam de wijk naar Pommeren, waar hij tien jaren later stierf.
XIV, zoon van Gustaaf Wasa, geb. 13 Dec. 1533, volgde 1560 zijnen vader op den troon, en regeerde aanvankelijk met voorbeeldig beleid, bracht de zweedsche zeemacht tot eene voorheen nooit gekende hoogte, en riep een aantal nuttige instellingen in het leven. Door zijn huwelijk, echter, met Catharina Mansdotter, de dochter van een korporaal, berokkende hij zich den wrevel van den hoogen adel des lands; toen eenige tegenheden (in den oorlog tegen Denemarken) en zijne nu en dan terugkeerende vlagen van krankzinnigheid daarbij kwamen, en vooral doordien hij den laaghartigen en wreedaardigen Jóran Pehrson tot zijn voornaamsten vertrouweling koos, steeg de misnoegdheid ten top, en er brak een opstand tegen hem uit, aan welks hoofd zijne beide broeders (Jan en Karel) stonden, die zich van zijnen persoon meester maakten, en hem noodzaakten afstand van den troon te doen (1568) ten behoeve van Jan, die nauwlijks het bewind in handen had of hij liet E. in den kerker werpen; na eenige jaren gevangen gehouden te zijn, werd E., door huurlingen van zijnen broeder, koning Jan, door middel van vergif om het leven gebracht (26 Febr. 1577).