het Nerigon der ouden, in de landstaal en in het Deensch Norge, in 't Zweedsch Norrige, d. i. Noorderrijk, een der twee deelen uit welke het vereenigde koninkrijk Zweden en Noorwegen bestaat, is circa 5800 vierk. mijlen groot, bevolkt met anderhalf millioen zielen, en heeft tot hoofdstad Christiania (waar sedert 1812 eene universiteit).
De taal, die in N. gesproken wordt, is het Deensch, doch heeft zich sedert de afscheiding van Denemarken (1814) op zelfstandige wijze ontwikkeld. De heerschende godsdienst is de Luthersche, met bijbehoud echter van de bisschoppelijke hiërarchie. Daar N. geheel en al een bergland is, heeft het slechts weinig punten, die geschikt zijn geoordeeld om er groote plaatsen aan te leggen: men vindt er dan ook slechts 23 steden en 26 vlekken. Hel is daarentegen rijk aan meren, en aan fjords, zijnde diep in de kust insnijdende zeeboezems of baaien. De aanvankelijke geschiedenis van N. is een en saamgeweven met die van geheel Scandinavië, en slechts eene aaneenschakeling van legenden en mythen. Eerst met de invoering van het Christendom onder koning Olaf I komt er in de geschiedenis meer licht. Olaf II was krachtdadig werkzaam ter verbreiding van het Christendom, en onderwierp de kleine volkshoofden aan zijn gezag. Toen hij 1028 door Canut den Groote verdreven en 1030 bij Stiklestad gesneuveld was, bleef N. tot 1036 onder de heerschappij van Denemarken. Toen kwam het aan den zoon van Olaf II, namelijk Magnus I, wiens geslacht 1319 met Hako VII in de mannelijke linie uitstierf, waarop de zoon van Hako’s dochter tot koning gekozen werd onder den naam van Magnus VIII. Diens kleinzoon Olaf V stierf 1387, waardoor de kroon van N. geërfd werd door zijne moeder Margareta, koningin van Denemarken, die bij den vermaarden vrede van Calmar (1397) ook de kroon van Zweden machtig werd, zoodat de drie Scandinavische kronen toen vereenigd waren op één hoofd. Bij de reeds spoedig gevolgde afscheiding van Zweden (1521—23) bleef N. met Denemarken vereenigd, welke toestand voortbestaan heeft tot 1814. Bij den vrede van Kiel (14 Jan. 1814) werd N. aan Zweden afgestaan. Daar echter de deensche volksvertegenwoordigers den deenschen prins Christiaan tot koning kozen, rukte de kroonprins van Zweden met troepen N. binnen, hetgeen reeds spoedig (14 Aug. 1814) eenen wapenstilstand en eene schikking ten gevolge had, waarbij aan N. de constitutie werd gewaarborgd, die het Storthing 17 Mei 1814 ontworpen had, en op dien voet werd N. 20 Oct. 1S14 formeel met Zweden vereenigd. Reeds 4 Nov. 1814 en ook later werd die constitutie gewijzigd, en over het geheel zoo gehandhaafd, dat uit alles doorstraalde hoe het noorweegsche volk met voortdurend wantrouwen bezield bleef tegen de koninklijke machten tegen alles wat slechts den schijn kon hebben alsof Zweden eenig overwicht op M. bezat. Voor het overige is N. in stoffelijke welvaart sedert 1814 aanmerkelijk vooruitgegaan, waarmede in zonderlinge tegenspraak schijnen de vooral in de laatste tijden aanhoudend toenemende landverhuizingen naar Amerika, en de (1851) tot onlusten overgcslagen communistische woelingen.Koningen van Noorwegen.
Halfdan de Zwarte 824
Harald I 863
Erik I, Bloedbijl 933
Hako I 936
Harald II 950
Hako II 962
Olaf I, of Olaus 994
Sven, of Sueno (koning v.Demarken) 1000
Erik II 1014
Olaf II, de Dikke 1018
Sven II (van Denemarken) 1030
Magnus I, de Goede 1036
Harald III 1047
Magnus II en Olaf III 1066 1066
Olaf III, alleen 1069
Magnus III 1087
Olaf IV, Eystein I en Sigurd I 1103
Eystein I en Sigurd I 1116
Sigurd I, alleen 1122
Magnus IV en Harald IV 1130
Harald IV, alleen 1135
Regeeringloosh. 25 jaren.
Hingo 1136—61
Sigurd II 1136—55
Eystein II 1142—57
Magnus V 1142
Hako III 1161
Sigurd III 1162
Magnus VI 1163
Sverr 1185
Hingo 11 mede-
stander.
Hako IV 1202
Guttorm 1204
Hingo II (III) 1205
Hako V 1217
Ben 1218
Sigurd IV 1220
Hako VI 1247
Magnus VII 1263
Erik II 1280
Hako VII 1299
Magnus VIH(aIskon.
Hako VIII, medebebestuurder des rijks 1343
koning 1363
Olaf V 1380
Tusschenregeering 1387—1389
Margareta van Waldemar en Erik II (van Pommeren) 1389
Unie v. Calmar 1397
Erik III, alleen 1412—39
(Sedert had N. dezelfde koningen als Denemarken tot 1814.)