Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Zweden

betekenis & definitie

zweedsch Soerige, fransch Suède, een der twee dee!en,uit welke het vereenigde koninkrijk Zwcden-en-Noorwegen bestaat, neemt de grootste helft (de oostzijde) van het Scandinavische schiereiland in, is circa 8026 vierk. mijlen groot, bevolkt met circa 4 millioen menschen, en heeft tot hoofdstad Stokholm. De grenzen van Z. zijn: Noorwegen ten W., Europeesch Rusland, de Botnische Golf en de Oostzee ten O.

Het is een zeer bergachtig land, vooral aan de westzijde, waar het door de Dofrinen van Noorwegen gescheiden wordt. Historisch laat Z. zich in drie landschappen indeelen, die op hunne beurt ook weder ingedeeld zijn in te zameu 24 provinciën of lans, nl.:I. Svealand of Soearike (het eigenlijke Zweden).

Stokholm, hoofdplaats Siokholm.

Upsal, hpl. Upsal.

Westeras, hpl. Westeras.

Nyköping, Ap/. Nyköping. Gefleborg, hpl. Gefleborg.

Œrebro, hpl. (Erebro.

Carlstad, hpl. Carlslad.

Stora-Kopparberg hoofdplaats Falun.

II Götatand (Gothland) of Gölarike

Linköping, hoofdplaats Linköping

Calmar, hpl. Calmar.

Jönkoping, h. Jönkoping.

Kronoberg, hpl. Wexio.

Blekinge, hpl. Carlscrona.

Skaraborg hoofdplaats Marieslad.

Malmöhus, hpt. Malmö.

Elfsborg, hpl. Venersborg.

Götaborg en Bohus, hoofdplaats Götaborg.

Halmstad, hpl. Halmstad.

Christianstad hoofdpl. Chrislianstad.

Gottland, Api. Wisby.

III. Norrlamt.

Norbotten of Oost-Botnië, hoofdplaals Pitea

Westerbotten of West-Botnië, hoofdplaats Umea

Wester-Norrland, hoofdplaats Hernösand.

Jamtland, hoofdplaals Oslersand.

De vroegste geschiedenis van Zweden is fabelachtig, duister en verward. Men wil den naam van dit land (fransch Suède) afgeleid hebben van de Suionen, een Scandinavisch volk van germaansche herkomst. Zooveel is zeker, dat Z. aanvankelijk bewoond werd door Suionen en Gothen, welke beide volkeren elk gesplitst waren in eene menigte stammen, die ieder onder een hoofd of aanvoerder stonden, De tempel te Upsal was een middelpunt, dat al die stammen in eere hielden; en het natuurlijke gevolg daarvan werd, dat het hoofd te Upsal van lieverlede een zeker overwicht begon te hebben op de overige hoofden. Op de naar het heette van Niord afstammende dynastie der Ynglingen volgde in Upland de naar het heette van Odin afstammende dynastie der Skiotdungen. De heilige Ansgarius beproefde reeds in 829 om het Christendom in Z. in te voeren; doch eerst omstr. het jaar 1000 liet Olaf III (bijgenaamd de Schootkoning, omdat hij, toen hij als koning gehuldigd was, nog een kind was) zich doopen, en eerst onder Ingiald (1080—1112) won het Christendom in Z. doortastend veld. Nadat in 1250 deFoikungen den troon hadden beklommen (van welke dynastie de eerste, nl. Waldemar, Stokholm stichtte, en tot opvolger had den naar de europeesche beschaving strevenden Magnus, die 1290 stierf) smolten de Zweden en de Gothen ineen. De koningen hadden daarop echter veel te strijden met den adel, met de geestelijkheid en met de woelingen, die geboren werden uit eene niet door vaste regelen bepaalde troonopvolging; dat was een tijdperk van vele gruwelen en verwarringen. Eindelijk vereenigde koningin Margareta van Denemarken en Noorwegen ook Z. met haar rijk door de Unie van Calmar 12 Juli 1397. Reeds spoedig echter kwam Z. in opstand tegen de deensche overheersching ; het eerst in 1434 onder den mijnbezllter Engelbert, die in 1436 vermoord werd; nieuwe woelingen volgden; en feitelijk wasZ. reeds onafhankelijk onder zijne rijksbestuurders Karel Knutson, Sten Sture, enz. (1448—1520). Nauwlijks was Christiaan II van Denemarken weder als koning van Z. erkend (1520) of hij zag zich van den troon gestooten door den opstand onder de leiding van Gustaaf Wasa, die daarop als koning uitgeroepen werd, en die dadelijk de kerkhervorming in Z. invoerde: sedert dien tijd is Z. dan ook altijd Luthersch geweest. De tweede Wasa, Erik XIV (1560 —1568) werd van den troon gestooten door zijne broeders. Jan III (1568—1592) helde weder tot de Kerk van Rome over, en zijn zoon Sigismond (1592 —1602,sedert 1587 ook koning van Polen) omhelsde openlijk het Roomsch-katholicismus; hij verloor dien ten gevolge de zweedsche kroon, en werd 1602 verdrongen door zijnen oom Karel, die 1604 den troon van Zweden beklom als Karel IX, doch reeds in 1611 stierf. Diens zoon en opvolger was de beroemde Gustaaf Adotf, die Z. zulk eene glansrijke rol liet spelen in den 30-j. oorlog, en die 6 Nov. 1632 bij Lutzen sneuvelde. Bij de provinciën Lijfland, Ingermanland eu Carelië, door hem aan Z.’s kroon gehecht, ontving zijne dochter Christina, die bem opgevolgd was, door den Westfaalschen vrede nog de hertogdommen Bremen, Verden en het grootste gedeelte van Pommeren; doch in 1654 deed zij afstand van de regeering ten behoeve van haren neef Karel Gustaaf, paltsgraaf van Tweebruggen, die als Karel X den troon beklom, en met kracht optrad tegen Polen, Rusland en Denemarken. Onder hem en zijnen hem in 1660 opvolgenden zoon Karel XI, die echter eerst in 1672 de regeering zelf in handen nam, werden Schonen en Haltand aangewonnen, benevens Lijfland tot aan de Duna. Door Frankrijk liet Karel XI zich echter verleiden tot eenen oorlog tegen Brandenburg, en verloor daardoor een gedeelte van Pommeren. Door zijne intrekking (reductie) der kroonbezittingen, joeg hij den adel tegen zich in het harnas. Hij deed iutusschen veel voor de stoffelijke welvaart van zijn land. Onder zijnen zoon Karel XII, die hem 1697 opvolgde, begon de Noordsche oorlog die in den beginne den roem van Z.’s wapenen ten hoogsten top voerde, doch die eindelijk door tsaar Peter den Groote verslagen werd bij Pnitawa (1709) en niet eens terlig konde keeren in zijn rijk, dat door zijne verdere ondernemingen meer en meer in aanzien daalde, en reeds kort na zijnen dood bij den vrede van Nystad (1721) beroofd werd van al zijne veroveringen. Zijne zuster Uirike Eleonore, die hem opgevolgd was, deed 1720 afstand van den troon ten behoeve van haren man, Frederik van Hessen-Cassel (in 1719 was inmiddels Bremen en Verden afgestaan aan Hanover; 1720 werd Stettin en Voor-Pommeren afgestaan aan Pruisen; 1721 moest Lijfland, Esthland en Ingermanland afgestaan worden aan Rusland). Wat het binnenland betreft, was de koninklijke macht door den rijksdag van!719aanmerkclijk gekortwiekt, en de grooten des iands beraamden aanhoudend middelen om die macht nog meer te beperken. De koning was letterlijk de speelbal van twee partijen (de Hoeden en de Mutsen, cl. i. de partij van den adel en de volkspartij), die, beiden geruggesteund door vreemde mogendheden, elkander het gezag betwistten, en de rust des Iands beroerden. Die tweespalt vergalde de regeering van Frederik (die, sedert 1741 met Rusland in oorlog, bij den vrede van Abo (1745) geheel oostelijk Finland verloor) en van zijnen zoon en opvolger Adolf Fredenk (1751—1771). Nauwlijks echter had des laatstgenoemden zoon, Gustaaf III, den troon beklommen, of deze verhief zich door een welberekenden staatsgreep tot onbeperkt monarch (1772); hij voerde, hoezeer dan ook zonder gunstig resultaat, een roemrijken oorlog tegen Rusland, en hield de teugels van het bewind met vaste hand, doch viel als slachtoffer eener samenzwering van den adel tegen hem, daar hij 1792 vermoord werd door Anliarström. Zijn zoon Gustaaf IV ondernam een dwazen oorlog tegen Rusland en Frankrijk, waardoor Finland, Oost-Botnië en een gedeelte van zweedsch Pommeren voor Z. verloren gingen ; door de omwenteling van 1809 werd hij van den troon gestooten; en zijn oom (Karel XIII), in zijne plaats verkoren, haastte zich met Frankrijk vrede te sluiten, en kenmerkte zijne regeering door verstandige maatregelen. Kindeiloos zijnde, adopteerde hij eerst prins Christiaan August van Augustenburg; en toen deze gestorven was koos hij tot troonopvolger een franschen generaal, maarschalk Bernadotte (1810), die als kroonprins Karel Jan feitelijk toen reeds het bewind in handen nam, in 1813 de zijde der verbondene mogendheden koos tegen Napoleon I, daarvoor bij den vrede van Kiel (14 Jan. 1814) beloond werd met het bezit van Noorwegen (waartegen hij afstand deed van Pommeren en Rugen), en 5 Febr. 1818 den troon beklom onder den naam van Karel XIV. Met de troonsbeklimming van Bernadotte's zoon, Oscar I, (1844) begon voor Z. een tijdvak van regeerbeieid in meer liberalen geest, hoezeer hij op te veel tegenwerking van de rijksdagen stuitte, om al de heilzame plannen,die hij op het oog had, te kunnen verwezenlijken; doch zijn zoon en opvolger Karel XV, die 1859 den troon beklom (in 1850 gehuwd met prinses Louise, dochter van prins Frederik der Nederlanden), heeft door de bekrachtiging van verscheidene wetten reeds veel goeds tot stand gebracht voor den inwendigen toestand van Z., inzonderheid wat betreft de meerdere zelfstandigheid dergemeenten. In de duitsch-deensche oorlogen van 1848—49 en vooral sedert 1864 heeft het zweedsche volk menigvuldige bewijzen van sympathie voor Denemarken gegeven,terwijl een voorgenomen huwelijk tusschen Zweden’s jonge kroonprinses en Denemarken’s kroonprins een waarborg schijnt, dat mettertijd de drie Scandinavische rijken weder vereenigd zullen worden onder één schepter.

Vorsten van Zweden sedert de 11e eeuw.

I. Einde der dynastie van Lodbroq• Sigurdson.

Olaf III Schoolkoning 1001 1001

Anund Jacobus 1026

Emund III 1051—56

II. Geslacht van Stenkill.

Stenkill III 1056

Erik VII en VIII 1066

Hako I 1067

Ingiald I 1080—1112

Halstan 1080—90

Filips 1112

Ingiald II 1118—29

III. Afwisselend het geslacht van Sverker en dat van Stenhill-Erik.

Sverker I 1129

Erik IX, de Heilige 1155

Karel VIl 1161

Knut (Canut) 1168

Sverker II 1199

Erik X 1210

Jan I 1219

Erik XI 1222—50

IV. Verschillende Vorsten.

Waldemar en Birger 1250

Magnus I 1275

Birger II 1290

Magnus II (van Noorwegen) 1319—63

Erik XII 1350—59

Hako II 1361—63

Albert 1363—89

V. Tijdperk der Unie van Calmar.

Margareta van Waldemar 1389

Erik XIII (koning v. Denemarken) 1412

Christoph (kon. van Denemarken) 1440

Karel VIII Knutson (inboorling) 1448—70

Sten I Sture rijksbestuurder 1471

Jan II (koning van Denemarken) 1497

Sten I, opnieuw 1501

Svante Nilsson Sture rijksbestuurder 1504

Sten II Sture rijksbesluurder 1512

Christiaan (kon. van Denemarken) 1520-23

V.I. Dynastie Wasa

Gustaaf 1 Wasa 1523

Erik XIV 1560

Jan lIl 1568

Sigismoml (v.Polen) 1592

Karel IX 1604

Gustaaf II (Gustaaf Adolf) 1611

Christina 1632—54

VII. Dynastie van Tœeebruggen

Karel X Guslaaf 1654

Karel XI 1660

Karel XII 1697

Uirike Eleonore (zuster van Karel XII) 1719

Frederik van Hessen (gemaal V. Uirike) met zijne vrouw 1720 alleen 1721—51

VIII. Dynastie Holslein-Gotlorp

Adolf Frederik 1751

Gustaaf III 1771

Gustaaf IV 1792

Karel XIII (oom van Gustaaf IV) 1809—18

IX. Fransche dynastie

Karel XIV of KarelJan (Bernadotte) 1818

Oscar I 1844

Karel XV 1859