Gepubliceerd op 14-06-2022

Bad

betekenis & definitie

indompeling van het lichaam of van een gedeelte daarvan in een vloeibare of gasvormige stof. Het gewone baden is voor gezonden en zieken nuttig en noodig, bij gezonden met het oog op de zindelijkheid en de huidverpleging, bij zieken tot het opwekken van verschillende reacties.

Het baden heeft plaats in open water, in badbassins of in badkuipen. In het baden in kuipen kan een eindelooze verscheidenheid worden gebracht. Naar het gedeelte van het lichaam, dat gebaad wordt, onderscheidt men: volbad (dat tot den hals reikt); halfbad (tot aan den maagkuil); zitbad (alleen het onderlijf); arm-, hand-, voetbaden, enz. Naar de temperatuur deelt men de baden in als volgt: heete baden (36—38° C.), warme baden (31—35° C), lauwe baden (26—30° C), koele baden (21—25° C.),en koude baden (15—20° C). Een reinigingsbad is meestal 32—34° C. Voor het meten van de temperatuur van het badwater bedient men zich van badthermometers, welke in hout gevat zijn, en een steel hebben, zoodat men er het badwater mee kan omroeren.

Heete en koude baden mogen slechts kort duren, niet langer dan vijf minuten. Een geprolongeerd bad duurt uren, soms dagen; hierbij worden over de kuip wollen dekens gelegd, en het water op de goede temperatuur gehouden, door nu en dan wat water af te laten loopen, en weer warm water bij te voegen. In ziekenhuizen heeft men hiervoor inrichtingen, zoodat het water voortdurend af- en toevloeit. Bij permanente baden ligt de zieke op een in de badkuip gespannen laken. Krijgt de patiënt in een heet bad een rood gelaat, en klaagt hij over kloppen in het hoofd, dan moet men koude compressen op het hoofd leggen of het bad doen eindigen; eveneens moet dit laatste geschieden bij aanvallen van onmacht (collaps) of hartkloppingen. Verzwakte zieken moeten in het bad ondersteund worden.

Afgekoelde volbaden, waarbij het badwater met koud water geleidelijk wordt afgekoeld, worden wel bij koortsige ziekten (o.a. bij typhus) aangewend om de lichaams-temperatuur te verlagen; zij duren 5 à 10 minuten. Warme of lauwe half- of volbaden met koude begieting van hoofd, schouders en rug (overgietingen), wekken de ademhaling krachtig op en worden o.a. aangewend bij ophooping van slijm in de longen. Koude indompeling, hierin bestaande, dat men den patiënt in een beddelaken optilt (met helpers), en hem zoo voor eenige seconden in een koud bad houdt, is een sterk opwekkend middel, dat alleen bij krachtige personen kan worden toegepast. Bij het rompbad heeft de patiënt een half liggende, half zittende houding. Men heeft daarvoor bijzondere kuipen, evenals voor arm- en handbaden.

Bij een zitbad wordt alleen het onderlijf gebaad; warm genomen stilt het pijn en kramp in het onderlijf en wekt dikwijls urineloozing op; het wordt aangewend bij sommige vrouwenziekten, bij moeilijk urineeren, aambeien, enz. Koude zitbaden bevorderen de werkzaamheid van de darmen. Heete en koude voetbaden worden voornamelijk aangewend als afleidingsmiddel, evenals wisselbaden (beurtelings in warm en koud water) van handen en voeten. Wisselbaden worden ook aangewend bij pasgeborenen om de ademhaling aan den gang te brengen; zie Kunstmatige ademhaling.

Bij het baden moet niet alleen voor de juiste temperatuur van het badwater worden gezorgd, maar ook voor een niet te koele temperatuur (minstens 20° C.) in de badkamer. Steeds moet de patiënt met zorg afgedroogd en afgewreven worden.

Aan het badwater kunnen ook geneesmiddelen worden toegevoegd, b.v.: Zoutbaden, 5—K.G. keukenzout per volbad (200—300 L. water); Zeepbaden, ¼ K.G. witte zeep per bad; Zwavelbaden, 100 gr. zwavelzuur (mag niet in metalen badkuip, daar deze wordt aangetast); Mosterdbaden, een aftreksel van 2 ons gekneusd mosterdzaad wordt aan het badwater toegevoegd; meer gebruikt als voetbad (50—75 gr. gekneusd mosterdzaad toevoegen, niet langer dan 10 minuten, een deken er over heen voor de prikkelende dampen); Zemelenbaden, afkooksel van 1—3 K.G. zemelen, op 4—8 L. water aan het bad toevoegen; Moutbaden, 1 flesch moutextract per bad; verder nog kamillenbaden, aromatische baden, dennenaaldbaden, staalbaden, enz.

Behalve deze verschillende kuipbaden, heeft men nog de reeds genoemde overgietingen, stortbaden of douches (waarbij het hoofd het best met een gummikap wordt bedekt), regenbaden (als douches, maar uit een schenkkan, die van een sproeier is voorzien), enz.

Dampbaden worden genomen in een kast, waarbuiten het hoofd uitsteekt, of als Turksch of Russisch bad in een met heeten waterdamp gevuld lokaal; sterken prikkel verkrijgt men door hierop te doen volgen een koude douche of koud bad.

Een lersch bad wordt genomen in heete droge lucht; hierbij wordt het maximum van zweetafscheiding bereikt. Deze baden, die vooral bij chronische rheumatische aandoeningen toegepast worden, zijn gecontraïndiceerd bij hart- en longziekten.

Een Zandbad bestaat in het uitschudden van droog warm zand (55—70°) over het lichaamsdeel; na het zweeten wordt een reinigingsbad gegeven.

Verder worden nog toegepast Modderbaden, Zwavelmodderbaden. De minerale modder (Fango) uit sommige dezer baden wordt vervoerd en als pap gebruikt bij chronische rheumatische aandoeningen.

Men kan door baden opwekkend en kalmeerend inwerken, de voeding en de stofwisseling aanzetten zoowel als verminderen, afzonderlijke organen op bijzondere wijze beïnvloeden. Het baden heeft daarom voor het behoud der gezondheid, als voorbehoedmiddel tegen ziekten en voor behandeling daarvan hooge waarde.

< >