de vaste deeltjes, die zich zwevende in de lucht bevinden; zij hebben een doorsnede van 0.01 tot 0.001 m.M., en bestaan uit minerale en plantaardige deeltjes, ook 'wel kleine dierlijke deelen (b.v. insectenschubjes).
De beteekenis van het S. is toegenomen sedert men weet (Pasteur) dat de stofdeeltjes vaak dragers
zijn van ziektekiemen. Bij ademhaling door den neus wordt het meerendeel dezer stofjes teruggehouden en later met het neusslijm verwijderd. Is deze beschermende inrichting niet voldoende, dan ontstaan de Stofinademingsziekten, pneumonomycosen.
De normale pigmenteering der long is te danken aan ingeademd stof, dat door hoesten (zwartgrijs gekleurde fluimen, des morgens geloosd) niet verwijderd kan worden. Men onderscheidt anthracosis bij mijn- en koolwerkers, chalicosis of steenhouwerslong (glasfabrieken, steenwerkers, enz.). De verschijnselen zijn die van een chronische bronchitis, die in vele gevallen voert tot longemphyseem. De voorbehoeding bestaat in het dragen van stofmaskers, respiratoren, en in een goede ventilatie der arbeidslocaliteit, de behandeling in een beroepsverandering en in de bestrijding der bronchitis.
