Gepubliceerd op 14-06-2022

Hals

betekenis & definitie

Cervix of Collum, het lichaamsgedeelte, dat het hoofd met den romp verbindt. De H. van den mensch is naar gelang van leeftijd, geslacht en algemeenen lichaamsbouw zeer verschillend gevormd; bij een gedrongen gestalte is hij kort en dik, bij langen, mageren lichaamsbouw daarentegen lang en dun.

De H. van den man is krachtiger, doch minder rond dan die der vrouw. Het achterste gedeelte van den hals heet nek. De H. van den mensch wordt gesteund door zeven halswervels der wervelkolom, welke het bovenste gedeelte van het ruggemerg omgeven en in het door hun dwarse uitsteeksels gevormde kanaal, de beide naar de hersenen gaande wervelslagaderen (arteriae vertebrales) opnemen. De beide bovenste halswervels wijken in gedaante en beweeglijkheid aanmerkelijk van de overige af. De bovenste, atlas, of drager geheeten, wijl hij onmiddellijk het hoofd draagt, heeft den vorm van een ring, waarop het hoofd zoodanig is geplaatst, dat het een groote vrijheid van beweging in voor- en achterwaartsche richting heeft. De atlas rust op den tweeden halswervel, den epistropheus of draaiwervel, en kan zich op dezen zijdelings (om zijn as) bewegen. Deze beide bovenste halswervels (atlas en draaiwervel) maken de bewegingen van het hoofd mogelijk.De huid van den H. is in het algemeen dun, zacht, aan de voorzijde zeer verschuifbaar en van een aantal dwarse plooien voorzien; in den nek is de huid aanzienlijk harder. Verlies van huid aan de voorzijde, b.v. door verbranding, heeft dikwijls een belangrijken misstand van het hoofd tengevolge, doordat de kin door het schrompelend litteeken naar de borst getrokken wordt. Onmiddellijk onder de huid ligt de schildklier. In het midden tusschen de kin en het borstbeen, ter hoogte van den vierden en zesden halswervel, ligt het strottenhoofd, dat bij mannen, vooral bij magere personen, een sterk vooruitstekende punt vormt, den z.g. adamsappel (Pon.um Adami). Van het strottenhoofd loopt de luchtpijp naar beneden in de borstholte. Dicht onder de huid loopen verschillende halsspieren, welke van het hoofd naar borstbeen en schouder gaan; in den nek vindt men krachtige spieren, die van het hoofd naar den rug loopen. Verder bevat de H. den slokdarm, die achter het strottenhoofd en de luchtpijp is gelegen en een groot aantal lympheklieren van verschillende grootte.

Tusschen de spieren aan de voorzijde verloopen de groote bloedvaten, n.l. de beide halsslagaderen (carotiden) en de beide strotaderen (venae jugulares), met velerlei vertakkingen; de carotiden voeren het bloed naar het hoofd toe, de strotaderen leiden het weer daaruit weg. Verder loopen hier vele zenuwen, die deels uit het halsgedeelte van het ruggemerg en uit de hersenen ontspringend, deels tot den sympathicus behoorend, zich in de verschillende organen vertakken. De zenuwen, die uit het halsgedeelte van het ruggemerg ontspringen, zijn aan weerszijden acht in getal, van welke de vier bovenste zich tot de z.g. halsvlecht (plexus cervicalis) vereenigen en zich in het hoofd en den hals uitbreiden, terwijl de vier onderste met de bovenste borstzenuwen de z.g. armvlecht (plexus brac Mails') vormen en den arm tot aan de vingertoppen toe verzorgen.

De ziekten, die aan den hals voorkomen, betreffen steeds de afzonderlijke deelen daarvan, de verschillende organen. Misvormingen van den H. kunnen ontstaan door verschillende gezwellen; het meest komt voor het kropgezwel of struma. Zie ook Scheefhals.

< >