Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

KREEK

betekenis & definitie

Smalle kronkelende waterloop op natuurlijke wijze door meandering ontstaan in een schorgebied. Tal van kreken zijn in de loop der eeuwen door inpoldering van de betreffende schorren binnendijks komen te liggen waarna ze in vele gevallen werden benut voor de afwatering.

Bij dijkdoorbraken die dikwijls zijn voorgekomen op plaatsen waar de dijk door vrij brede kreken was gelegd, was de binnengedijkte kreek veelal een aangrijpingspunt waar een stroomgeul tot ontwikkeling kon komen. Vele eertijds smalle kreken werden dan bij herdijking als vrij brede waterlopen opnieuw ingepolderd. Men vindt in de Zeeuwse polders en vooral in Zeeuws-Vlaanderen dan ook verscheidene namen van kreken, die herinneren aan de topografie van vóór de bedijking.Enkele bekende namen zijn: → Bruintjeskreek in St.-Philipsland; → Vinkenissekreek bij Rilland Bath, Schengekreek bij Wolphaartsdijk; Bokkegat (vroegere Wijtvliet) bij Wissenkerke, de Val (het vroegere Faal) bij Colijnsplaat.

In West Zeeuws-Vlaanderen: de → Baarzandsche kreek bij Breskens/Groede, het Grote Gat bij Oostburg en de Passageule in de buurt van IJzendijke. In Oost ZeeuwsVlaanderen: de Axelsche kreek, de Kanisvlietkreken bij Sas van Gent, de Kieldrechtkreken bij Nieuw Namen, de Graauwse kreek bij Graauw en de Othenesche kreek in de Zaamslagpolder. Van enkele kreken of geulen op Tholen zoals de Breedenvliet, de Pluimpot en de Striene, zijn slechts laag gelegen poldergebieden terug te vinden. Op Walcheren vindt men zeer brede kreken bij Westkapelle, Veere en Ritthem herinnerend aan de dijkbreuken, kunstmatig veroorzaakt in 1944 voor de bevrijding van Walcheren (mond Westerschelde). Op Schouwen-Duiveland treft men een tweetal grote kreken bij Schelphoek en Ouwerkerk, ontstaan bij de stormramp van 1 februari 1953.