Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

KLIMAAT

betekenis & definitie

Onder het klimaat op een bepaalde plaats verstaat men het geheel der toestanden en verschijnselen in de atmosfeer die zich gedurende een lang tijdperk voordoen. Het klimaat wordt gekarakteriseerd door gemiddelden van atmosferische grootheden en ook door de frequentie waarmede de waarden (in het bijzonder de extremen) van deze grootheden voorkomen en wel gedurende een tijdvak van tenminste 30 jaar.

De atmosferische grootheden hebben betrekking op de temperatuur, neerslag, zonneschijn, luchtdruk, vochtigheid, wind, enz.; zij zullen in het hier volgende niet alle worden besproken. Als regel zijn de gegevens, die aan de orde komen, verkregen uit waarnemingen en metingen in het tijdvak 1931-1960.Zeeland heeft een zeeklimaat. Tot de voornaamste kenmerken ervan behoren de minder koude winters en minder warme zomers vergeleken bij de landinwaarts gelegen provincies. De nachten zijn over het algemeen minder koud dan bijv. in Brabant en Limburg hetgeen tot uitdrukking komt in de betrekkelijk hoge dagelijkse temperatuur, maar vooral in het voorjaar en in de zomer kan het in Zeeland overdag kouder zijn dan landinwaarts hetgeen blijkt uit de dagelijkse maximumtemperatuur, die dan veelal lager is dan in oostelijker gelegen streken. Ook waait het in Zeeland over het algemeen meer dan landinwaarts en veelal uit zuidwestelijke of westelijke richting.

Hoewel de uitgestrektheid van het samenstel van eilanden en zeearmen, waaruit Zeeland bijna geheel bestaat, niet groot is komen plaatselijke verschillen in het klimaat voor die heel goed zijn waar te nemen. Deze worden enerzijds veroorzaakt door het grote verschil in warmtehuishouding tussen een water- en een landoppervlak en anderzijds door het grote verschil in wrijving die een luchtstroming ondervindt boven een watervlakte en boven land.

Temperatuur:

In een zeearm wordt de zonnestraling voorzover deze niet door het water wordt teruggekaatst, in de bovenste laag water ter dikte van enkele meters geabsorbeerd. De daarbij vrijkomende warmte wordt door turbulente stromingen snel over de gehele watermassa tot op de bodem verdeeld. De dagelijkse wisselingen in de temperatuur van het water en ook die in de temperatuur van de lucht blijven daardoor klein. Op het land wordt de zonnestraling minder teruggekaatst maar meer geabsorbeerd door het aardoppervlak; de hierbij vrijkomende warmte kan niet, zoals in water, snel naar beneden toe worden overgebracht. Daardoor is alleen in de bovenste paar decimeters van de bodem iets van de invloed van de zonnestraling te merken. Vooral droge, zwarte grond kan daardoor sterk worden verhit; het grootste deel van deze warmte wordt aan de lucht afgegeven.

In heldere nachten gebeurt het omgekeerde; dan koelt het oppervlak af door uitstraling van warmte waardoor de grond kouder wordt en bijgevolg ook de lucht wordt afgekoeld. Door dit alles zijn de dagelijkse wisselingen in temperatuur van de lucht boven land groter dan boven water (zie tabel I). Boven de zeearmen is het verschil van de dagextremen klein; het ligt ergens tussen dat van het voormalige lichtschip Schouwenbank en dat van Vlissingen. De duidelijk grotere waarden die betrekking hebben op St.-Annaland, zijn representatief voor het midden van alle grote eilanden. Tussen de twee uitersten ligt een ongeveer 5 km brede overgangszone die de kustlijn volgt en waarin duidelijke verschillen in temperatuur zijn waar te nemen. De gegevens ontleend aan metingen te St.-Jansteen, Oudenbosch en De Bilt zijn representatief voor de toestand in Vlaanderen, Brabant en voor gebieden nog verder landinwaarts.

Plaatselijk kunnen afwijkingen van dit beeld voorkomen. Zo blijkt in een duingebied het geaccidenteerde en beboste landschap veel beschutting te geven; de gegevens verzameld in de duinen bij het pompstation te Haamstede sluiten volledig aan bij die van de laatste drie plaatsen van de tabel.

Hetgeen in de vorige alinea is opgemerkt, geldt ook voor andere grootheden als dagelijkse maximum- en minimumtemperatuur en voor het aantal grensdagen waarop een bepaalde temperatuur wordt over- of onderschreden.

Van de dagelijkse minimumtemperatuur kan worden gezegd dat deze het gehele jaar door in bijna iedere heldere nacht boven land lager of belangrijk lager is (in uitzonderlijke gevallen zelfs bijna 10°C) dan boven water. Als men zich van het centrum van een eiland naar de kust beweegt, is het vaak heel goed te merken (zie tabel II).

De dagelijkse maximumtemperatuur is in het voorjaar en in de zomer boven land vaak hoger maar nooit erg veel hoger (5°C is al uitzonderlijk) dan boven water. In najaar en winter zijn de verschillen meestal klein. Dit komt tot uitdrukking in tabel III waarvan men de gegevens kan verkrijgen door de overeenkomstige gegevens van de beide voorgaande tabellen te sommeren.

Tabel I: het gemiddelde verschil van de dagextremen (dagelijkse maximumtemperatuur verminderd met de dagelijkse minimumtemperatuur).

Tmin -Tmax (°C) jan. mrt. mei juli sept. nov.

Schouwenbank 1,5 2,5 3,2 3,1 2,5 1,6

Vlissingen 3,7 5,2 6,3 5,6 5,1 3,7

St.-Annaland 4,4 6,7 8,7 8,0 7,4 4,6

St.-Jansteen 5,2 8,1 10,2 9,5 8,8 5,5

Oudenbosch 5,0 7,8 9,7 9,0 8,3 5,4

De Bilt 5,1 8,2 10,2 9,4 9,0 5,5

Tabel II: de maandgemiddelden van de dagelijkse minimumtemperatuur.

Tmin (°C) jan. mrt. mei juli sept. nov.

Schouwenbank 3,3 4,2 9,8 15,1 14,9 8,2

Vlissingen 1,2 2,8 9,2 14,8 13,4 5,7

St.-Annaland 0,1 2,3 8,5 13,4 11,6 4,4

St.-Jansteen -0,2 2,2 8,0 12,8 10,6 3,8

Oudenbosch —0,3 1,9 8,0 13,0 10,9 3,7

De Bilt —0,8 1,3 7,6 12,7 10,2 3,4

Tabel III: de maandgemiddelden van de dagelijkse maximumtemperatuur.

Tmax (°C jan.

Schouwenbank 4,8

Vlissingen 4,8

St.-Annaland 4,5

St.-Jansteen 5,0

Oudenbosch 4,7

De Bilt 4,3

mrt. mei juli sept. nov.

6,7 13,0 18,2 17,4 9,8
8,1 15,6 20,4 18,5 9,4
9,0 17,2 21,4 19,0 9,0
10,3 18,2 22,3 19,4 9,3
9,7 17,7 22,0 19,2 9,1
9,5 17,8 22,1 19,2 8,9

Ook in het aantal dagen per jaar waarop de temperatuur een bepaalde grens passeert, komt het verschil in klimaat in Zeeland en andere provincies tot uitdrukking. Deze aantallen dagen kunnen alleen worden vermeld als het desbetreffende station over een lange reeks metingen beschikt. In dit geval kunnen alleen Vlissingen, Oudenbosch en De Bilt worden vermeld.

aantallen dagen Vlissingen

tropische dagen Tmax >30°C 1

zomerse dagen Tmax >25°C 10

vorstdagen Tmin < 0°C 32

ijsdagen Tmax < 0°C 8

aantallen dagen Oudenbosch

tropische dagen Tmax >30°C 3

zomerse dagen Tmax >25°C 22

vorstdagen T < 0°C

Tmin w v→ 54

ijsdagen Tmin < 0°C 10

aantallen dagen De Bilt

tropische dagen Tmax >30°C 3

zomerse dagen Tmax >25°C 23

vorstdagen Tmin < 0°C 64

ijsdagen Tmin < 0°C 12

Uit deze tabel blijkt dat Zeeland ook een provincie is met minder dagen vorst dan in landinwaarts gelegen streken. De vraag heeft zich voorgedaan of het aantal vorstdagen niet zou toenemen bij het afsluiten van de zeearmen, in het bijzonder in april en mei, de maanden die berucht zijn om de soms zeer schadelijke nachtvorst. Hoewel door het droogvallen van platen in de zeearmen het wateroppervlak wordt verkleind waardoor de kans op nachtvorst een weinig groter wordt, is de temperatuur van het water in de afgesloten zeearmen in deze maanden er zeker niet lager op geworden. Dit laatste zou eerder een afneming dan een toeneming van het aantal vorstdagen doen verwachten. Daarom lijkt de uitspraak gerechtvaardigd dat het aantal dagen met schadelijke nachtvorst in Zeeland in het voorjaar nauwelijks zal veranderen als gevolg van het afsluiten van zeearmen.