Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

DOOPSGEZINDEN

betekenis & definitie

Protestantse sekte (groep), ook anabaptisten, mennonieten, mennisten. Hoofdkenmerken: doop na de belijdenis, dus op volwassen leeftijd; tegen het afleggen van de eed; geen militaire dienst.

De doopsgezinden zijn vanuit Zwitserland, via Straatsburg naar Vlaanderen gekomen. In het begin werden zij anabaptisten of wederdopers genoemd, omdat al de nieuw-toegetredenen reeds gedoopt waren. De namen mennonieten en mennisten stammen van Menno Simons, hun leidsman. Later werd, na onenigheid onder de mennisten in Noord-Holland, de naam doopsgezinden gebruikelijk.

Vanaf het begin van hun optreden vestigden de doopsgezinden zich in Zeeland, waar omstreeks 1550 doopsgezinde gemeenten gesignaleerd zijn; waarschijnlijk waren deze er reeds - in het geheim - vanaf 1535.

De Zeeuwse gemeenten werden voortdurend versterkt door vluchtelingen uit Vlaanderen, van waaruit ook de eerste doopsgezinde predikers kwamen. De houding van de gereformeerden bleek tijdens de nationale synode van Dordrecht, 1574. De classis Walcheren stelde daar de vraag hoe men de wederdopers weren of op de rechte weg brengen zal. Het antwoord van de synode was, dat de dienaren des Woords de overheid moeten vermanen, dat ze geen poorter zullen toelaten, dan die wettelijk zweert aan de overheid gehoorzaam te zullen zijn. De doopsgezinden die er reeds wonen, zal men vermanen in de kerk te komen, hun kinderen te laten dopen en indien zij weigeren, hen ter verantwoording roepen.

Omstreeks 1600 waren er gemeenten in Aardenburg, Brouwershaven, Goes, Groede Cadzand, Middelburg, Sint-Maartensdijk, Sommelsdijk (toen Zeeland), Veere, Vlissingen en Zierikzee. De gemeenten in Aardenburg, Goes, Middelburg en Vlissingen zijn blijven bestaan.

Aardenburg;

dit is de jongste Doopsgezinde Gemeente, in 1614 gesticht door vluchtelingen uit Vlaanderen. De eerste tijd kwam men samen in een huis binnen Aardenburg, later week men uit naar de Biezenpolder. De eerste leider was Jacques van Maldegem. In 1636 bouwden de doopsgezinden een kerk te Aardenburg. De gebruikelijke strijd met de overheid over de militaire dienst werd hier afgekocht. Na het uitbreken van de Lammerenkrijg voegde de gemeente zich bij de Zonnisten. Het ledental was 160 in 1670, het liep in de 19e eeuw sterk terug; later groeide het weer aan; in 1978 ca. 100 leden.

Brouwershaven:

uit deze gemeente is Valerius de Schoolmeester afkomstig. Omstreeks 1750 verenigden de weinig overgebleven doopsgezinden zich met die van Zierikzee.

Goes;

hier was reeds in de 16e eeuw een doopsgezinde gemeenschap. De eerst bekende Goesenaar die zich aansloot was Joos Joosten. Hij werd in 1560 te Veere verbrand; Jan Grendel uit Kortrijk werd op de markt te Goes verbrand. De doopsgezinden hebben op Zuid-Beveland de eerste stoot gegeven tot de Reformatie. Er is sprake van een hagepreek door de Goese doopsgezinden in 1566 bij ’ s Heer Abtskerke. Ook in deze gemeente ontstonden twisten; begin 17e eeuw wordt de sekte der Volmaakten door Piccardt gesignaleerd, die de oorsprong ervan bij de doopsgezinden zoekt.

In 1655, bij het uitbreken van de Lammerenkrijg, moesten de doopsgezinde voorganger, de voorzanger en de diakenen van de magistraat de 12 zg. geuzenvragen tekenen, om hun geloof te doen onderzoeken op de mogelijkheid van Socianisme (tegen de leer van de Triniteit) of andere kwesties. Joos Baroen, de voorganger en Jan Baroen, de voorzanger, weigerden, waarna de stadsregering hen ontsloeg. Pas in 1703 kregen de doopsgezinden te Goes de vrijheid om in hun eigen bedehuis huwelijken te voltrekken. In 1796 waren er nog drie leden, in 1837 weer 13. De bloei was in de tweede helft van de 17e eeuw met 242 leden. De gemeente is nu gecombineerd met die van Middelburg.

Groede-Cadzand;

deze gemeente had aanvankelijk een eenvoudig huis van samenkomst bij Nieuwvliet. In 1649 had zij 90 leden. In 1657 kreeg zij het recht eigen huwelijken te bevestigen. Van 1765 tot 1771 was zij verbonden met die van Aardenburg; op 10 juni 1779 nam Aardenburg de bezittingen en schulden over.

Middelburg:

dit is waarschijnlijk de oudste van de nog bestaande gemeenten; reeds in 1532 worden hier wederdopers vermeld; de denkbeelden werden hier gebracht door o.a. Jan Matthijs Blauwaert (Jan de Goudsmid). Op 19 april 1535 werden Jan Everts en Marcus Cornelisz. onthoofd. Ook Cop Heyne, met lieden uit Arnemuiden naar Munster gereisd, werd in 1535 terechtgesteld. Na een minder strenge tijd werden tussen 1559 en 1571 weer doopsgezinden terechtgesteld.

In 1563-1564 en in 1566 wordt melding gemaakt van activiteiten van Valerius de Schoolmeester uit Brouwershaven.

In 1574 worden de doopsgezinden fel aangevallen door de calvinistische predikanten; de Prins van Oranje neemt de doopsgezinden in bescherming. De magistraat sloot echter toch de winkels van 40 doopsgezinde kooplieden en stelde hen niet vrij van krijgsdienst, waarna weer een beroep op de Prins werd gedaan. Na verstoringen van doopsgezinde bijeenkomsten door de magistraat, kwam de Prins, na een herhaald beroep, in 1582 tussenbeide. Sinds 1588 werden de toen verkregen rechten met een belasting van ƒ 1200 betaald. Na de overgang van Middelburg groeide het ledental snel (1574: 90; 1600: 270). Veel nieuwe leden kwamen uit Engeland en Vlaanderen.

In 1576-1578 kwam er een scheuring in de gemeente doordat men partij koos ten aanzien van bestaande regels, die ook een twistpunt waren tussen Vlaamse en Friese doopsgezinden.

Begin 18e eeuw kwam een aantal uit Litauwen verdreven doopsgezinden op Walcheren terecht. De eerste 15 families kwamen in 1732; later kwamen er nog meer bij. Zij voelden zich hier echter niet thuis en zij vertrokken allen tussen 1736 en 1744. Het avontuur had ƒ 80.000 gekost. In 1978 telde de gemeente 78 leden.

Sint-Maartensdijk: deze gemeente is praktisch alleen bekend door het feit dat Jaques van Maldegem, de oudste van Aardenburg hier in 1647 een huwelijk voltrok, waardoor nogal wat kerkelijk rumoer ontstond en er klachten werden ingediend bij classis en magistraat.

< >