Zeeland behoort voor het allergrootste deel tot het zg. westelijk zeekleigebied. Alleen in het uiterste zuidwesten van Zeeuws-Vlaanderen komen oudere afzettingen voor, die op het land gevormd zijn, hetzij door verstuiving, hetzij door afzetting uit smeltwater.
Het westelijk zeekleigebied omvat het gehele kustgebied vanaf de Dollard in Groningen tot Cadzand in West Zeeuws-Vlaanderen. In het normale spraakgebruik spreekt men in Zeeland van het ‘Delta-gebied’. Hierdoor zou men verwachten, dat de geologische geschiedenis van de opbouw van dit gebied gerangschikt moet worden onder een stuk geschiedenis van een riviermond, waarin de afzettingen gekenmerkt zijn door deltastructuren als foresets, bottom-sets en dergelijke. Het feit doet zich echter voor, dat de jongste geologische ontwikkeling tijdens het Holoceen in het huidige patroon niets met een delta in geologische betekenis gemeen heeft. De bij een deltagebied behorende patronen en karakteristieke structuren worden slechts zelden aangetroffen. Indien dergelijke structuren voorkomen, wijzen ze veelal op een transport vanuit zee en niet op een stromingsrichting behorende bij een rivierdelta. In het Pleistoceen kan dit evenwel anders zijn geweest, zoals verderop moge blijken (Afzetting van Halsteren).De afzettingen, gevormd tijdens het Holoceen, behoren echter slechts tot het beeld van een verdrinkend of verdronken kustlandschap. In dit landschap is een deel te onderscheiden, waarin zich de kust tot een estuarium van Rijn, Maas en Schelde heeft ontwikkeld.
In de jaren kort na de overstromingsramp in 1953 tot heden is getracht een zo gedetailleerd mogelijk inzicht te krijgen van de geologische opbouw van Zeeland. Dit geschiedde in het kader van de uitgifte van de nieuwe geologische kaart van Nederland 1:50.000. Voor het kustgebied werd de geologische geschiedenis van het Holoceen in kaart gebracht, die een periode van de laatste 10.000 jaar omvat. In het zuidelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen, tegen de Belgische grens, werd ook het Pleistoceen in de kaart betrokken. In het algemeen ligt in Zeeland de basis van het Holoceen binnen de 20 m NAP. Dit neemt evenwel niet weg, dat oudere dieper gelegen lagen ook in het onderzoek betrokken worden.
Het waarnemingsnet hiervoor is dan echter veel grover. Zo komen in Zeeland maar betrekkelijk weinig boringen voor die tot 200 m en meer reiken.
In de tabel (I) is de stratigrafische opeenvolging van de tertiaire en kwartaire lagen aangegeven die in Zeeland in boringen aangetroffen kunnen worden.