Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

TONEEL

betekenis & definitie

aanvankelijk waren het de rederijkerskamers, die toneeluitvoeringen voor hun rekening namen, maar regelmatig greep de overheid in omdat zij zich met de politiek en .godsdiensttwisten gingen bemoeien. Zo werd De Roos van Jericho, in 1594 in Oudenbosch opgericht, in 1560 door markies Jan IV van Bergen op Zoom ontbonden „om sekere merckelijke redenen”.

In vier steden bestonden in de 16de eeuw vrije rederijkerskamers, t.w. in ’s-Hertogenbosch, Breda, Bergen op Zoom en (dus tijdelijk) Oudenbosch. Bergen op Zoom had Der Vreughden Blomme, voor het eerst vermeld in 1469, Breda kende Het Vreugdendal, voor het eerst vermeld in 1491. Een tweede kamer was daar De Oranjebloem, voor het eerst genoemd in 1556. Den Bosch telde vier kamers: De Passiebloem of Gilde der Passie, De Catharinisten, De Jonge Laurieren of Barbaristen en Moyses Bosch of de Vierige Doorn, genoemd in 1496. De laatste groep is lang blijven bestaan en had in 1720 een soort schouwburg in de Kerkstraat. In Helmond wordt in 1620 De Vlasbloem genoemd.

Men heeft het kennelijk daarna lang zonder toneelgezelschappen moeten doen. Wel zag men op kermissen groepjes toneelspelers aan het-werk. Een rol speelde ook, dat tot aan de Tweede Wereldoorlog, toen het amateurtoneel toch enig terrein gewonnen had, alleen ongemengd gespeeld mocht worden, althans in de parochiehuizen en patronaten op de dorpen. Voor het amateurtoneel gingen enkele priesters zich inzetten met name door hun bijbelspelen, zoals die van Smulders, Van Delft en Frencken.Het realistische toneel vond zijn pionier in Jan Grosfeld, gesteund door prof. J. Knappen. In Den Bosch kwam uiteindelijk in 1915 een gemengde Katholieke toneelvereniging tot stand, Roomsch Toneel. In diezelfde tijd ongeveer zorgde kapelaan Huybers in Oisterwijk voor het Openluchttheater aldaar, waar beroepsacteurs optraden. Er kwamen geleidelijk aan meer toneelschrijvers in Brabant naar voren, zoals Jurriaan Zoetmulder, Antoon Coolen, Jan Vuysters, broeder Gummarus, Lambert Melissen, Willem Hoffman e.a. ’s Winters werden alle bestaande schouwburgen, parochiehuizen en herbergzalen voor toneel gebruikt, in de zomer was men aangewezen op de verschillende openluchttheaters, o.m. in Oisterwijk en Heeswijk.

Het Brabants toneel werd na 1948 gebundeld door De Souvereyne Camere, die de bisdommen Den Bosch en Breda omvat en een onderafdeling is van het Werkverband Katholiek Amateurtoneel. Later werd dat voor Brabant het BCA, Brabants Centrum voor Amateurtoneel, opgericht in 1972, gevestigd te Tilburg. In de jaren ’50 werden ook al pogingen ondernomen om te komen tot beroepstoneel voor het zuiden, uitmondend in de oprichting van Zuidelijk toneel Ensemble, het latere Globe.

Bijzonder verdienstelijk voor het amateurtoneel in Brabant hebben zich, als regisseur, o.m. gemaakt: Kees van Iersel, Grosfeld, Ad van de Ven, Kees Spierings, E. v. d. Heijden en Jan Jaspers.

Zie ook: Globe, Zuidelijk Toneel, Moyses Bosch, Openluchttheaters, Schouwburgen, Brabants Centrum Amateurtoneel en onder diverse persoonsnamen.

Bron: Kees Spierings, Brabants Jaarboek 1950.