Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

WOLF

betekenis & definitie

Hondachtig roofdier. In de 17de eeuw vormden de wolven voor het Fr. platteland nog een zodanige plaag, dat de Staten 20.3.1615 een ‘Instructie voor den houtvester’ vaststelden, ‘waarnaar de wolvenjagt zou worden gehouden’.

Zij hield in, dat de ‘grietsluyden’ in de O. helft der prov. werd opgedragen ingezetenen te bevelen, op boete van vijf goudguldens, zich te zijner tijd voorzien van een goed geweer, ten minste een verrejager (springstok met ijzeren punt, die als spiets kon worden gebruikt) of een vork, en proviand voor vier dagen, te begeven naar plaatsen die hun zouden worden aangewezen. Slechts zieken en ouden van dagen werden vrijgesteld. In verschillende plaatsnamen komt ook uit, dat de W. hier vroeger voorkwam. Het ‘wolveland’ is bijv. een stuk land, waar een W. is doodgeslagen. Tot het eind van de 17de eeuw in geen geval zeldzaam. In 1737 loofden de Prov.

Staten nog een premie van ƒ 150 uit op het vangen van een wolf, welk bedrag Albert Harms te Wolvega in 1712 ook is uitbetaald. Men neemt aan dat dit de laatste W. in Frl. was (in Nederland ca. 1850).