Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

STADSFRIES

betekenis & definitie

Plaatselijk dialect van Lwd., Franeker, Harlingen, Dokkum, Bolsward, Sneek en Staveren.

De administratietaal in deze steden was tot ca. 1525 Fries. Toch waren daar al vroeg lieden die ook een andere taal kenden en schreven: geestelijken, kooplieden en edelen, die bij verkeer met ‘Nederlandse’ en ‘Duitse’ streken zich bedienden van een Nederduits gekleurd ‘Nederlands’. Door de inlijving bij het rijk van Karel v nam de vreemde invloed toe; het Fr. wijkt ook uit de omgangstaal en wordt vervangen door 16de-eeuws ‘Nederlands’. Het ontstane dialect vertoont in zinsbouw en uitspraak veel Fr. kenmerken, de woordenschat is meest ‘Nederlands’, hoewel er nog Fries uit de agrarische en huiselijke sfeer in voorkomt, zie Bildts, Ameland (Taal). Zie: K. Fokkema, Het Stadsfr. (Assen 1937); Ts. voor Ned.

T. en L. (1940); H. Burger, Avondrood (Assen 1944); K. Fokkema, De Liwwadder an ’t wood (Assen 1948); Estr. xvii (Groningen 1956).