Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

DOKKUM

betekenis & definitie

(Fr.: idem, wrsch. uit Dockingaheem, um-naam; ook de naam Dockynchierica bestond vroeger: de mansnaam Docka zou nu Dokke moeten luiden). Stedelijke gem. in het noordoosten.

Het grondgebied valt grotendeels samen met dat van de bebouwing. Aan de rand enig weiland.

Vroeger de vijfde der elf Fr. steden.WAPEN, ‘van lazuur, beladen met drie sterren van goud, geplaatst een en twee, verzeld van boven van een omgekeerde liggende halve maan van zilver, het schild gedekt met een gouden kroon.’ Volgens de overlevering zou dit wapen verband houden met een van D. uit in 1217 gedane kruistocht (zie Damiate, -> Stadswapens). De stadsvlag bestaat uit vier horizontaal liggende banen, van boven naar beneden: blauw, wit, rood, geel.

BEVOLKING. Deze is vrij aanzienlijk gestegen. Telde zij op 1.1.1939 5073 zielen, 1.1.1957 bezat D. reeds 6413 en 1.1.1958 6802 inw. De binnenlandse migratie gaf van 1947-55 een vestigingssaldo van 48, de buitenlandse migratie een vertreksaldo van 368 personen. Naast een aantal verzorgende bedrijven een suikerwarenfabriek, een exportslachterij en metaalindustrie, waaronder een belangrijke fabriek van wielen en landbouwwerktuigen, vooral na W.O. n opgekomen. 319 personen zijn in industriële bedrijven met meer dan tien man werkzaam. D. is een verzorgingscentrum voor geheel N.O.-Frl. In 1950 waren hier 120 winkels met 291 personen.

Ook is er een aanzienlijke groothandel (vooral grossierderijen; in 1950 59 bedrijven met 346 werkzame personen). Van het totale inkomen werd in 1950 verkregen uit handel 38 pct., uit nijverheid 24,1 pct. en uit landbouw 3,2 pct.

POLITIEK EN KERKELIJK LEVEN. Hij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 1956 kreeg de A.R.P.

43,2 pct. der stemmen, P.v.d.A. 31,9; C.H.U. 12,5; V.V.D. 5,6; K.V.P. 4,5; C.P.N. 0,4 pct. In 1947 waren de percentages der onderscheiden kerkgenootschappen aldus: geref. 45,2; Ned. herv. 31,8; r.k. 6,5; overigen 4,9 pct., terwijl niet tot een kerk behoorde 11,6 pct. De gem.-raad telt 13 leden :A P.v.d.A., 6 A.R.P., 2 C.H.U., 1 V.V.D.

KERKEN: Ned. herv. kerk, r.k. kerk (1871 gebouwd door P. J. H. Cuypers, bevat relieken aan Bonifatius toegeschreven, o.a. stenen brood), twee geref. kerken, chr. geref. kerk, baptistenkerk. De rechtzinnig-hervormden bezitten een evangelisatiegebouw. Opmerkelijk is het bestaan van een Verenigde Chr.

Gemeente. Buiten de gracht ligt de Bonifatiusbron, waarbij park met kapel in neoromaanse stijl gebouwd door Valk (1934) en staties. Het geheel is een bedevaartsoord, in juni-juli door bedevaarten met 1200-2000 deelnemenden bezocht, zie Bedevaart.

SCHOLEN: 1 chr. kleuterschool, 1 openb. lag. school, 2 chr. lag. scholen, 1 r.k. lag. school, 1 openb. uloschool, 1 chr. uloschool, 2 chr. scholen voor B.L.O., 1 chr. lag. technische school, 1 chr. landbouwhuishoudschool, 1 neutr. landbouwhuishoudschool, 1 chr. landbouwwinterschool, 1 chr. lyceum (‘Oostergo’), 1 chr. kweekschool voor onderwijzers.

TAAL. In 1955 sprak van de schoolkinderen 57 pct. Stadsfr., 43 Fr. en 19 pct. Hollands. De enquête kwam tot de slotsom, dat het Hollands er ondanks zijn lagere percentage in verhouding tot het D.ers veel beter voorstaat dan het Fr. Het dialect overweegt, ook op het schoolplein. Enkele oude straatnamen zijn officieel in het D.er dialect vastgelegd: Bargemerk, Suupmarkt, Woudpypke. Ook het opschrift van de nieuwe klok (1949) van de Ned. herv. kerk en dat op de zgn. leugenbank bij de Woudpoort zijn in het D.ers aangebracht, dat overigens buiten de spreektaal niet gebruikt wordt.

VORM. De gem. heeft een vrijwel vierkante gedaante, al vertonen de grenzen kleine verspringingen. Ze wordt (nauw!) ingesloten door Oost- en Westdongeradeel en Dantumadeel. De opp. bedraagt 1,93 km.

HOOGTE VAN DE BODEM, AFWATERING, GRONDSOORTEN.

D. is gebouwd op een terp, waarvan het hoogste punt (ca. 7 m N.A.P.) bij de r.k. kerk ligt. De lijn van N.A.P. loopt aan de zuidzijde met een kleine lus door de gem. De afwatering is op het oosten gericht (D.er Nieuwe Zijlen). Het grondgebied bestaat uit knippige klei.

GEBRUIK VAN DE BODEM. In 1956 was van het niet-stedelijke grondgebied 268 ha als grasland, 1 ha als bouwland en 7 ha als tuinbouw (volle grond) in gebruik.

VERKEERSWEGEN EN -MIDDELEN.

D. ligt aan de waterweg Lwd.— Lauwerszee en aan de verkeersweg Veenwouden—.D., die door D. voert, maar ook als ringweg aan de westzijde om de stad heenleidt. In alle richtingen gaan wegen de Dongeradelen en Dantumadeel in. Er is via Holwerd en de Waddenzee verbinding met Ameland en via Oostmahom met Schiermonnikoog. In Z.O. richting loopt de Strobossen Trekvaart. Er zijn regelmatige busverbindingen met Lwd. en Veenwouden (aansluiting op de trein) en met bijna alle omliggende dorpen. In D. zijn kantoren en garages van de N.O.F. gevestigd, die N.O.-Frl. bedient.

GESCHIEDENIS.

D. is in de Westeuropese geschiedenis bekend geworden door de moord op Bonifatius (754), die wrsch. aan de N. voet van de terp plaats had. Later werden uit de gouw, waarin D. lag, aanzienlijke schenkingen gedaan aan het klooster te Fulda, waar Bonifatius begraven werd. D. was door zijn ligging aan het D.er Diep zeestad en werd spoedig een handelscentrum. In de 11de eeuw werd er munt geslagen. In de M.E. maakte D. zich juridisch los uit de grietenij Dongeradeel, al wordt pas in 1298 voor het eerst een stadsbestuur vermeld. In de 14de eeuw is er handel op Hamburg, Scandinavië en Engeland.
D. verzeilde echter in de controverse SchieringersVetkopers en liep opnieuw schade op in de strijd tussen Saksers, Geldersen en Bourgondiërs. In 1572 was de stad even in handen der geuzen; als straf volgde de D.er of Waalse furie. In 1579 sloot de stad zich bij de Unie van Utrecht aan en voorzag zich in 1581-82 van vestingwerken, die echter geen dienst hoefden te doen. Een nieuwe bloeitijd ving aan. Yan 1597-1645 zetelde de Fr. admiraliteit er, maar deze werd verplaatst naar Harlingen, daar de zeearm dichtslibde. In 1729 werd de open verbinding met de Lauwerszee geheel afgesloten (D.er Nieuwe Zijlen).
D. nam deel aan de beweging der patriotten en deed in 1797 de deelnemers aan het Kollumer Oranjeoproer, die voor de stad lagen, smadelijk afdeinzen. Inmiddels was D. een landstadje geworden, dat zich echter in de 19de eeuw tot agrarisch en in deze eeuw ook tot onderwijscentrum ontwikkelde. In 1925 kreeg de stad een zeer noodzakelijke, hoewel geringe gebiedsuitbreiding, terwijl ze als ‘bastion van de vrijheid en het verzet’ (S. van Tuinen) te lijden had van de Duitse bezetting. Jaarlijks herdenkt D. de fusillade van 20 zijner burgers op 22.1.1945.

KLOOSTER. Op de plaats van Bonifatius’ dood ontstond ca. 760 een aan hem gewijde kerk, waaraan o.a. Liudger en Willehad verbonden zijn geweest. Er vormde zich een kapittel dat ca. 1170 vanuit Mariëngaard is omgezet in een abdij van norbertijnen. Zelf stichtte deze o.a. de vrouwenkloosters Sion bij D. en Olijfberg of Veenklooster, en bediende verschillende kerken. De abdij is opgeheven in 1580 en bij gedeelten gesloopt: de kerk in 1588, de toren in 1832. MONUMENTEN,

D. IS meer dan eens ‘een monument' genoemd. De Heemschutter H. Polak zag er het voorbeeld van een Oudnederlandse stad in. Dit geldt voor de stad binnen de grachten. De gedeeltelijk verlaagde bolwerken zijn alle nog aanwezig met de bastions (dwingers), zij het deels verknoeid. Op de dwinger bij de Aalsumerpoort is het oorlogsmonument (door Nel Bakema) opgericht, op die aan het Zuiderbolwerk ligt een kerkhof met grafsteen ter herinnering aan D. R. Camphuysen, die ook in de naar hem genoemde straat een modern monumentje (door J. Popma) kreeg. De kern van de stad is de Zijl (sluis), waaraan het tijdens W.0.11 gerestaureerde stadhuis (1608 gebouwd, toren uit 1717 en vernieuwd in 1834, waarin sinds 1955 —> carillon), met schoutenkamer (goudleren behang), raadzaal in Lodewijk-xv-stijl, burgemeesterskamer met antiek interieur. Bekend zijn de 17de-eeuwse trapgevels op de Zijl (1622). Van de Zijl af heeft men een fraai uitzicht over het water van de Ee, die de stad in tweeën verdeelt. In W. richting ziet men een van de twee hoge korenmolens (stellingmolens), die nog steeds in bedrijf zijn.

Op de terp, aan een plein (vroeger kloosterterrein), staat de Ned. herv. kerk, wrsch. 14de eeuw, verbouwd in 15de en 16de eeuw, met orgel uit 1688 en preekstoel uit 1751. Tegenover deze kerk het Weeshuis (1610, verbouwd 1854) en bij de Markt pomp met zandstenen siervaas (18de eeuw). Aan de Lange Oosterstraat staat het in 1618 gebouwde Admiraliteitsgebouw (tot 1646 vergaderplaats der Fr. admiraliteit) met gebeeldhouwd poortje, terwijl zich aan de Breedstraat het Waaggebouw bevindt (1752 gebouwd als boterwaag en thans in gebruik bij oudheidkamer en brandweer). Tal van woonhuisgevels (uit 16de eeuw en later), vele gevelstenen, schilderachtige pijpbruggen, grachtjes en ‘waltjes’ verlenen de stad de charme van een goed-bewaard geheel, dat steeds meer door toeristen wordt bezichtigd.

DIVERSEN.

D. bezit een geref. bejaardencentrum (Rest en Utsjuch), een prot.-chr. ziekenhuis (Sionsberg) en een zwembad.

In D. zijn geboren: Reinder Bogerman, Gemma Frisius, Ulricus Huber, Daam Fockema, G. en

I. H, Gosses. Met de stadshistorie zijn verbonden de namen van Festus Hommius, D. R. Camphuysen, Epo Sjuk van Burmania. Ondanks deze voortreffelijke namen is D. naar het schijnt eerst in de 19de eeuw ‘het Abdera van het noorden’ geworden, wier schimpnaam Granaten (garnalen) luidt (zie Dokkumers). Culinaire specialiteiten zijn taai en ulevellen. Nog altijd luidt om 22 uur de Poortklok als klokje van gehoorzaamheid en eveneens wordt nog steeds op koppermaandag aan de bewoners van het Blokhuis-espel uit de revenuen van de Lutjebleek door de gem. een geldbedrag uitbetaald. Dergelijke folkloristica worden met alle zorg omringd in een stad, die grote historische zin (stadsfeesten 1954) paart aan begrip voor zijn plaats in lokaal, prov. en landelijk verband en die het centrum wil zijn van ‘Nij-Eastergoa’, zoals reeds de kring N.O.-Frl. van de Bescherming Burgerbevolking is gedoopt.

MUSEA. De Oudheidkamer (1950, in de Waag) bevat naast uitgebreide topografie en geschriften over D. voorwerpen uit terpen, herinneringen aan de M.E. (o.a. drinkkannetje uit Mariëngaard), majolica, zilverwerk, ambachts- en volkskunst. Zij fungeert als streekmuseum voor N.O.-Frl. In de Soepkokerij (vroeger doopsgez. schuilkerkje) aan de Oudemanssteeg is een bescheiden natuurhist. museumpje ingericht. -» Bonifatius. M., s. j. v. d.

Zie: St. Bonifatiusboek (Nijmegen 1927); D., bolwurk fan it Noarden (1954, ook als nr. 5, 6, 7, jrg. xvi van B.); Statistische Gegevens betreffende de gem. D. (1954); S. E. Wendelaer Bonga, Losse grepen üt de skiednis fan D. (1954); R. S.

Roorda, Nammen fan D.ers tit earder tiid (1954); N. J. Waringa, Tusschen Flie en Lauwers ervCXLVI, in: Leeuw. Cour. (1931-32), in 1954 door het gemeentebestuur van D. herdrukt (cycl.); Reg. Leeuw. Cour., 46; Repert., 181-182; Leeuw. Cour. (14.8.1954; 19.1.1957).