Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

SNEEK

betekenis & definitie

(Fr.: Snits). Gem. en stad in Westergo, tijdens de Republiek vierde in rang.

Ligt aan de wegen Heerenveen-Afsluitdijk, Lwd.-Lemmer, en aan de spoorlijn Lwd.-Staveren.NAAM. Oude I3de-eeuwse vormen zijn Sneeck, Sneke en Snake. Soms verklaard als Engels: snake, slang. Wrsch.: vooruitspringende punt, waarbij aan de hoek Hemdijk-Kerkterp-Groene dijk kan worden gedacht (vgl. Snikzwaag, Snakkerburen).

WAPEN. Een schild in de lengte doorsneden: de rechterhelft van goud, beladen met een halve zwarte arend; de linkerhelft zwart beladen met drie gouden kronen, paalsgewijze geplaatst. Het schild is gedekt met een gouden kroon en wordt gehouden ter rechterzijde door een Wildeman en ter linkerzijde door een klimmende leeuw. —> Stadswapens.

BEVOLKING. In 1714 3252 inw., in 1796 4893, in 1860 8570, in 1900 12053, in 1920 13527, in 1940 17390 inw., terwijl in 1957 de 20000 is gepasseerd. Op 1.1. 1958 20231 inw. De vestiging is aanzienlijk, de meeste nieuw ingekomenen zijn uit de omgeving afkomstig; de vertrekkenden zijn nog iets talrijker; hun bestemming is meestal W.-Nederland. Het geboortenoverschot overtreft het vertreksaldo.

TAAL. Het Sneker dialect is een vorm van het zgn. ‘Stadsfries’; de invloed van Hollandse instroming is vooral in de 19de eeuw sterk geweest. Vele Snekers spreken in huis en bedrijf Fr. In 1955 sprak van de 2675 kinderen 16 pct. Fr., 26 pct. Hollands en 77 pct. Stadsfr.

KERKELIJKE EN POLITIEKE SITUATIE. Kerkgebouwen: Ned. herv. kerk (Martinikerk), geref. kerk (Ooster-, Noorder- en Zuiderkerk), r.k. kerk, baptistenkerk, chr. geref. kerk, doopsgez. kerk, geref. kerk art. 31, hersteld apostolische gemeente. In 1947 was de verdeling naar godsdienst als volgt: herv.

28,7 pct., geref. 18 pct., r.k. 14,4 pct., chr. geref. 1,3 pct., doopsgez. 3,4 pct., hersteld apostolisch 1,2 pct.,

baptistisch 1,5 pct., overige kerkgenootschappen 0,9 pct., geen kerkgenootschap 30,6 pct.

Bij de kamerverkiezingen van 1956 werden uitgebracht op: K.V.P. 13,2 pct., P.v.d.A. 38,4 pct., A.R.P. 18,9 pct., C.H.U. 15,2 pct., V.V.D. 8,3 pct., C.P.N. 4,7 pct., G.P.O. 0,6 pct. Overige partijen 0,7 pct. De zetelverdeling in de gemeenteraad is (1958):

P.v.d.A. 7, A.R.P. 4, C.H.U. 3, K.V.P. 3, V.V.D. 2, te zamen 19 zetels.

ONDERWIJS. S. is het onderwijscentrum voor de Zuidwesthoek. Naast de vier openb., vier prot. chr., twee r.k. scholen en de neutrale Montessorischool, die vooral de plaatselijke onderwijsbehoefte dekken, zijn aanwezig: stedelijk gymnasium, chr. lyceum,

R. H.B.S., chr. kweekschool, openb., chr. en r.k. uloscholen, huishoudschool, chr. lagere landbouwschool, openb. en chr. schippersscholen, chr. binnenvaartschool, openb. en chr. B.L.O.-scholen, handelsavondscholen.

GRENZEN EN OPPERVLAKTE. S. wordt aan de zuidwestzijde begrensd door Ijlst, aan alle andere zijden door Wymbritseradeel. De grenzen lopen langs sloten, vaarten en dijken, waardoor een soort vierkant is ontstaan met hoekpunten bij de Zwarte Brekken, bij Offingawier, onder Pophorne (N. van S.) en aan de westzijde aan de weg naar Ijlst (de Hemdijk).

Het niet-bebouwde deel heet wel de klokslag. Boerderijen staan verspreid aan de zuidzijde: Tinga bij de Woudvaart, en Sytsingawier-De Domp aan de Groene dijk.

Totaal oppervlak 889 ha, waarvan 740 ha agrarisch gebruikt. Het overige is meest bebouwd. Het agrarische deel wordt steeds kleiner door stadsuitbreiding aan de zuid-, noordwest- en noordoostzijde (—>Wymbritseradeel).

BODEMHOOGTE EN AFWATERING. Op diepten van 3-8 m ligt overal de bovenkant van het Pleistoceen (dekzand). Het daarop ontstane veen werd in het uiterste noorden van de gem. weggeslagen en vervangen door klei. Dit kleidek ligt ook over het veen, in dikte variërend van enkele meters in het noordwesten tot enkele decimeters in het zuidoosten. Behoudens de oude ophogingen (terpen) en de recente opspuitingen voor de nieuwe woonwijken, ligt de bodem tussen o en —1 m. De afwatering vindt plaats naar Houkesloot, Brekken en Geeuw.

Bij De Domp in de Groene dijk watert op het Sneker gebied een deel van de Rauwerderhem af. BESTAANSMIDDELEN. Na 1930 heeft S. zich snel ontwikkeld. Het Sperkhem (zuidoostzijde), de Noorderhoek (aan de noordwestzijde van de spoorlijn naar Lwd.), het Eiland (tussen Jachthaven en Houkesloot) en de recente uitbreiding aan de Lemsterzijde samen met de ontvolking van de binnenstad hebben de plattegrond en de bevolkingsverdeling ingrijpend doen veranderen. S. behield de functie van centrum van de Zuidwesthoek.

Industrie, met in 1950 3333 beroepspersonen, is belangrijk. Grote bedrijven (meer dan 250 werknemers) zijn Lankhorst (touw) en Tonnema (o.a. Kingpepermunt). Middelgroot zijn Wouda’s veevoederindustrie en een viertal metaalbedrijven voor apparaten van allerlei soort. Van betekenis zijn nog de drukkerij, verfindustrie, bouwmaterialenindustrie (hout en beton), scheepsbouw en -reparatie, wasserijbedrijven en een zuivelfabriek.

HANDEL EN VERKEER. In 236 winkels werkten in 1950 ca. 700 personen. Groothandel in kruideniers- en bakkerswaren, textiel, gereedschap, produkten van en voor het agrarisch bedrijf en bouwmaterialen zijn voor de verzorging van de Zuidwesthoek van groot belang. De tweede veemarkt van Frl. en een algemene weekmarkt trekken elke dinsdag velen naar de stad. 5. is bus- en bodecentrum voor de streek. Verzorgend zijn nog te noemen: onderwijsinstellingen, r.k. ziekenhuis, telefoondienst, veiling enz. Het gemeentehuis van Wymbritseradeel is ook in 5. gevestigd.

De veeteelt in de klokslag is niet belangrijk. Enkele boerderijen zijn geheel ingebouwd. Op 63 bedrijven van gemiddeld xo ha werken ca. 240 personen. Watersport op het ca. 5 km N.O. van S. gelegen meer is zeer belangrijk. De S.week in aug. is een nationaal watersportevenement.

GESCHIEDENIS. 5. is ontstaan op de grens van het kleigebied en het nauwelijks met knip bedekte laagveen, waar in de eerste eeuwen n.C. kleine nederzettingen bestonden, die ook bij het stijgen van de zeespiegel niet geheel verdwenen. Door de bedijking van de Middelzee en zoutwinning in het zilte laagveen kon bij een der zijlen in de Hemdijk (Neltjezijl aan de Schaapmarkt) de nederzetting ‘Wagenbrugge’ ontstaan, die in de 13de eeuw middelpunt werd van Z.O.-Westergo (district en dekenaat); de naam S. komt pas in 1296 voor.

S. trad al in 1276 eigenmachtig op tegen doorvarende schepen, werd in 1293 versterkt en verbrandde in 1294 voor een groot deel. Daarna wordt het pas weer genoemd in 1398, toen Rienk Bockema, hoofdeling te S., door Albrecht van Beieren werd benoemd tot baljuw van ‘Olde Waghenbrugghe’. Als Rienks opvolgers traden sinds 1410 de Harinxma’s van Heeg op; voortaan was S. schierings. In 1424 blijkt het burgemeesters, schepenen en raad te hebben; het bestuursrecht werd in 1456 in het stadsboek omschreven, met het marktrecht, waarbij de boterwaag de belangrijkste plaats innam. Politiek beleefde S. zijn hoogtepunt onder de jonge Bocke Harinxma (1487-99), die de macht van de Galama’s in de Zuidwesthoek brak en de stad uitlegde (1493), maar toen hij de huursoldaten van Nithard Fox in dienst nam, greep hij boven zijn macht. Na de slag op het Slotermeer namen de soldaten hem gevangen (1496) en korte tijd aanvaardde S. zelfs de bescherming van Groningen. Men besloot nu hulp te zoeken bij Albrecht van Saksen (mrt. 1497), maar in 1500 deedS. weer aan de opstand mee. Van George verkreeg het de vernietiging van alle boterwagen in wijde omtrek (9.7.1514), maar even later sloot het zich aan bij Karel van Egmond (26.11.1514). S. verviel nu zo, dat hongeroproeren leidden tot de overgave aan Karel v (22.9.1522). De stad werd ommuurd en kreeg een nieuwe jaarmarkt (1552). Toen de geuzen in Frl. landden, sloot S. zich 19.8.1572 bij hen aan. De kloosters Hospitaal en Groendijk werden door de burgers gesloopt, maar toen het mis ging, nam het hongerende volk Dirk van Bronkhorst gevangen en leverde hem uit aan het Hof (24.11.1572). De religievrede (1576) en de aansluiting bij de Unie (1579) brachten pas de definitieve ommekeer. De 17de eeuw bracht nieuwe welvaart. Voor het verkeer kwam een jaagpad naar Lwd. (1661). In de winter 1672-73 vergaderde in S. de landdag van de weerspannige grietmannen. De 18de eeuw bracht de sloping van muren (1717-25) en bolwerken (1752). Het stadhuis werd vernieuwd (1744-60), maar voor en na was de corruptie even erg. De ontevredenheid nam in 1784 scherpe vormen aan, ook binnen de vroedschap, maar in hoofdzaak kon het stadsbestuur een gematigde koers volgen, ook toen de volmachten ten landdage zich bij de patriottische Staten te Franeker aansloten (1787). De Franse tijd is met geestdrift ingehaald en met opluchting uitgeluid: 16.11. 1813 hees het volk de Oranjevlag, 26.1.1813 kwamen de kozakken. Als marktstad deelde S. verder in de goede en slechte tijden van de veehouderij. Het kreeg harde wegen (1843 naar Lwd., 1845 naar de Lemmer, 1859 naar Bolsward), stoombootverbindingen, een spoorlijn (1883), een tramlijn naar Bolsward (1882) en Joure (1886). In dezelfde tijd werden de kanalen verdiept en verbreed, zodat ook verschillende industrieën tot ontwikkeling konden komen. Veel moois is echter gesloopt, de Waterpoort is in 1878 met moeite behouden. Het toerisme richt zich dan op de watersport, waarvoor in 1911 de jachthaven geopend werd. De centrale functie (markt, winkels, groothandel en verzorgende industrie) bleef de basis. KLOOSTERS. Deze zijn voor S. en omgeving van belang geweest. Genoemd moeten worden: a. zusterklooster van St.-Antonius, bekend als ‘het oude hospitaal’ (bagijnen?). Gesticht in 1206, in 1294 verbrand. Het bestond nog ca. 1400. b. commanderij der hospitaalridders (Hospitaal, St.-Jansberg), ontstaan 1284-1317, op een terp ten noorden van de stad. Zij verwierf vrij veel grondbezit (uithoven in Eemswoude en Osingahuizen) en het patronaatsrecht over verschillende kerken, o.a. Bolsward. Na afbraak door de burgers in aug. 1572 is het klooster naar de stad overgebracht, in 1578 naar Osingahuizen, in 1580 opgeheven. Op de St.-Jansberg is de algemene begraafplaats aangelegd, c. op het verkleinde terrein van S. vestigden zich in 1462 de kruisbroeders; in 1580 werd dit klooster omgezet in een weeshuis. zie Groendijk.

MONUMENTEN EN OUDHEDEN. De grachtengordel is nog geheel aanwezig. Van de omwalling bleef slechts een deel van het bolwerk aan de westzijde. De enige poort is de Waterpoort (ca. 1613). Hier kon men van de binnengrachten uit de buitengracht passeren en de Geeuw invaren op weg naar het zuiden. De poort is fraai met torentjes versierd.

De Grote of Martinikerk is ca. 1500 gebouwd op de plaats waar vermoedelijk eerst een tufstenen I3de-eeuws kerkje heeft gestaan. Ze bestaat uit een driebeukig schip, waarvan de middelste beuk in het koor ver naar het oosten doorloopt. Naast weinig mooie aanbouwsels is er aan de zuidzijde een fraaie sacristie (begin 16de eeuw), waarnaast een gesloten houten Idokkestoel staat. De twee grote zadeldaktorens die voor de westgevel hebben gestaan, zijn geheel verdwenen. Inwendig is veel gewijzigd. De zerken zijn onzichtbaar door een planken vloer, de magistraatsbank en de gebrandschilderde ramen zijn verdwenen.

Het orgel (Schnitger 1710) is bij herstellingen bedorven. Gebleven zijn de goede doch eenvoudige preekstoel en de zware deur tussen kerk en sacristie. Nieuw zijn de gebrandschilderde bevrijdingsramen. In het kleine daktorentje hangt het carillon, dat S. na 1945 ontving van het Oud-Burger-Weeshuis. Het is reeds het vierde in de stadshistorie. Het Raadhuis (tweede helft 17de eeuw, Bouwkunst) is gewijzigd in 1760.

Het bevat in de voorgevel vijf ramen, waarboven een rechte kroonlijst. Versieringen met beeldhouwwerk in rococostijl. Midden voor de gevel is een monumentale gebeeldhouwde dubbele stoep met lantaarns en bordes (G. Nauta, 1745). Interieur meest rococo, in de raadzaal o.a. i8de-eeuwse lambrizeringen en goudleerbehang. In het Raadhuis vele schilderijen en curiosa betreffende oud-S.

Een vrij groot aantal I7de-eeuwse trapgevels, 18deeeuwse halsgevels en 18de- of I9de-eeuwse gevels met rechte kroonlijsten bevindt zich langs Kleinzand, Hoogend, Leeuwenburg, Singel en de Kaden. Een aantal hiervan is vooral in de 19de en begin 20ste eeuw door verbouwing geschonden. Een gave gevelrij bezit S. niet meer. G., c. d.; o., H.

Zie: E. Napjus, Chronijk van S. (1772, -1826); A. S. Miedema, S. en liet Sneeker Stadrecht (1895); H. Halbertsma en W. H.

Keikes, Drie kronen met ere (1956) (met veel lit.); Reg. Leeuw. Cour., 57; Repert., 209-211; Leeuw. Cour. (7.5.1955; 5.5.1956); I.H. xxxiv (1956), 139-176.

Snekermeer (Fr.: Snitser Mar). Meer, 5 km O. van S. grotendeels in Doniawerstal; een strook langs de

N.W. oever in Wymbritseradeel en langs de N. oever in Rauwerderhem. Met de poelen ten oosten is het meer 1280 ha.

Dwars door het meer van Jongeburen naar Offingawier de Gravinneweg, een brede, uit hard, bruinrood zand bestaande ondiepte, waar ruim i m water staat. Hierop aan de W. oever drie eilandjes, de Roospollen. Diepte overigens 1,5-2 m, in de betonde vaargeul van het Prinses-Margrietkanaal 3 m. In het zuidwesten een lang eiland, de Zwagen, door Houkesloot en Kruiswater van de W. oever gescheiden, door het Kolmeer van het Grootschar ten zuiden. Ten noorden van de Zwagen de Roekoepolle (ook Rokoe- of Roekepolle). Ten oosten van het meer deGoïngarijpsterpoelen, door Sibesloot en Herengat met het meer verbonden. Drukste centrum voor de Fr. watersport.

Sneker Oudvaart. Boezemwaterschap in Idaarderadeel, Rauwerderhem, S. en Wymbritseradeel. Opgericht 1926 (5127 ha). Doel: bemaling en bevordering van vaargelegenheid.

Tot de werken behoren dan ook gemalen, o.a. bij De Doir deGauwsterzijl, te Imsum, en vele vaarten (o.a. de Oudvaart) ena,-. het minderen der kleine scheepvaart neemt ook het nut van de vaarten en sluizen af, maar voor waterlozing moeten ze grotendeels blijven. Door het wegvallen van de scheepvaart neemt de behoefte aan wegen toe. Ruilverkaveling voor dit gebied is in voorbereiding. Voor het wapen —> Boezemwaterschap.

Zie: Fr. landb.bl. XLIII (19.7.1946).

Sneekweek. Jaarlijks zeilfestijn in de derde week van aug., door de Kon. Zeilver. S. en de Sneker Zeil Club georganiseerd op het Snekermeer. Hoogtepunt is de 'hardzeildag’ op woensdag.

Sneker-Franeker Zeilvaart. Prov. vaarwater van S. over Oosterlittens naar het Van Harinxmakanaal O. van Franeker, diepte 1,7 m.

Sneker Kroniekje. Dit Hollandse kroniekje (1464) van een monnik uit Thabor loopt van 781-1463. Handschrift in de Universiteitsbibliotheek te Leiden.

Zie: H. Bruch, Kroniek der Fr. kronieken (1952), 41-51; RomeinBruch, Supplement (1956), 61-62.