Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

MEENSCHAR

betekenis & definitie

(Fr. : mienskar, miente). Gemene weidegrond, hooiland of greide, waarin gebruikers van schotschietende huizen rechten hadden.

Indien geen onderdeel van een marke, meestal afgelegen, weinig zorg vragende velden (bijv. kegen (zie Keeg) en grieën). De (ook te huren) rechten van ieder in de M. waren uitgedrukt in scharren (zie Schar).

De M. komt in Frl. het eerst voor in de Traditiones Fuldenses (zie Fulda). In de greidhoek is de M. al in de late M.E. verdeeld (soms bleven hogere miedvelden daar gemene naweide) ; in de Wouden bleef plaatselijk de M. tot na 1900 onverdeeld.

Ruilverkaveling is in oude M.en nuttig, omdat bij de verdeling meer op kwaliteit dan op ligging gelet is.Zie: O. Postma, Fr. Kleihoeve (1934), 29 e.v.; D. J. Cuipers, Bijdr. voor de rechtsgesch. van de gemeene dorpsgronden in Oostergo (Den Haag 1949); Vr. F. LX (1950), 37-67; Baerderadiel (1957).