Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

FULDA

betekenis & definitie

Benedictijnenabdij in Hessen, gesticht door Bonifatius en Sturmi (744). F. kreeg ca. 800 grondbezit in Frl., veel bij Dokkum, maar omvang en ligging zijn slechts ten dele te achterhalen.

De pacht bestond in geld, graan, vlas, wol, weefsels, maar werd slecht opgebracht; een reis van abt Hadamar 944 bracht tijdelijk verbetering, maar na 1160 wordt geen Fr. bezit van F. meer vermeld. De registers van F. en Werden zijn instructief voor de economische en agrarische situatie, ook belangrijk voor geografie, toponymie en antroponymie.

F. had in Frl. een advocatus (vertegenwoordiger) en rentmeesters. De annalen van F. geven Frankische geschiedenis van 829 af.

F. was 1802-06 bezit en residentie van de latere Willem I.Zie: O. Postma, De Fr. Kleihoeve (1934); Fr. Jierb. (1941), 77-89!

D. J. Cuipers, De gemeene dorpsgronden in Oostergo (Den Haag 1949); K. Lübeck, Fuldaër Studiën I (Fulda 1949), 101-126; J.

Bomewasser, Kirche und Staat in Fulda unter Wilhelm von Oranien (Fulda 1956).

FULLÉNIUS Sr., Bernard, hoogleraar (Lwd. ?-Franeker 27.1.1657). Doceerde oosterse talen (1629), en wiskunde (1636), te Franeker.

Zie: Boeles 1, dl. 2, 136-137;

N.B.W. III, 426.

< >