Zuidbrabants boerengeslacht, waaruit Dancker de K. (1668-1746, secretaris der Fr. Admiraliteit, 1688, raad in het Hof, 1705, de vroedschap, 1711, burgemeester van Harlingen) naar Frl. komt.
Door diens huwelijk met Romelia van Andringa komt de naam Van Andringa de K. op. Bekend is R.
L. van Andringa de K. (1752-1813). Hieruit een tak, die tot ca. 1900 in Frl. leefde, maar 1914 in mannelijke lijn is uitgestorven; deze tak in 1816 geadeld.
Uit deze tak ook de beruchte Regnerus Livius (1804-1854). Een andere tak werd 1861 geadeld.Zie: Stb. 1, 239; II, 162; v. d. Aavi (K), 34-35; N.B.W. viii, 958-960, 962; Sminia, Naamlijst, 374; idem, Naamlijst (1816-51), 21, 32, 35, 39-40; Ned. Leeuw LV (1937), 137; Ned. Adelsboek (1947-48), 138; (1956) 313; Ned. Patr. xxxix (1953), 149.
—, Regnerus Livius van Andringa de (’s-Hertogenbosch 24.3.1752-Arnhem 3.12.1813). Van 1772 in verschillende functies; 1807-10 landdrost.
Verleende Wonseradeels Zuiderzeedijken eigen inning. Sedert 1807 geheel buiten het plaatselijk bestuur geregeld. Merkwaardig is de door hem gegeven opdracht (30.12.1807), dat stukken aan de overheid gericht moesten worden in de nationale taal (niet-Frans).
Zie: N.B.W. viii, 960.
—, Jhr. Regnerus Livius van Andringa de, publicist en politiek avonturier (Lwd. 6.2.1804-vermist met schip City of Glasgow tussen Nederland en Ver. Staten na 1.3.1854). Tweede luitenant infanterie (1823-34), in Ned.-Indië in kennis gekomen met generaal-majoor H. G. Nahuys van Burgst (1836), die hem bij de prins van Oranje introduceerde (1839). Behoorde tot een kliek die trachte chantage op Willem n te plegen. Streefde ook naar politieke invloed. Na de dood van de koning stortte de intrige ineen.
K., geruïneerd, wilde naar Amerika, maar zijn schip is blijkbaar vergaan.
Zie: N.B.W. viii, 960.