Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

HUWELIJK

betekenis & definitie

In het Oudfr. recht kwam het H. tot stand door een verdrag tussen de families van bruid en bruidegom. De familie van de bruidegom gaf aan de andere familie een geschenk om het mundium over de vrouw te kopen.

Naast het officiële H. kwam het roof-H. voor, waarbij de man een meisje uit een andere maagschap schaakte. Wilde het meisje bij de man blijven, dan was het een geldig H., anders verviel de man in een boete wegens schending van het mundium.

In de 13de eeuw veranderde dit onder invloed van het canonieke recht. Nadien was voor een geldig H. slechts de wederzijdse toestemming van partijen (en evt. ouders) nodig, zie Stefgong.Zie: B. ix (1947), 59-64, 67-73.

Op het kerkelijk H. legden de gereformeerden tijdens de Republiek de nadruk. Vrije liefde (concubinaat), gedwongen H. en echtscheiding werden niet getolereerd. H.s-verkeer (‘ontijdige bijslaping’, ‘vleyschelijke conversatie’) voor de drie afkondigingen (proclamatiën) werd, zeker bij predikanten, gestraft, verbreking van een verloving (H.s-belofte) eveneens. De proclamatiën konden worden 'gespierd’, d.i. het H. tegengehouden. Gemengde H.en gaven veel moeilijkheden. Het burgerlijk H. werd geaccepteerd.

Men mocht in een andere plaats trouwen dan waar de proclamatiën hadden plaatsgevonden. De bevestiging geschiedde in een openbare godsdienstoefening na de preek met gebruikmaking van het Hs-formulier.

Hertrouwen werd toegestaan, al gaven de graden van verwantschap moeilijkheden.

De dissenters (rooms-katholieken, mennisten, joden) kenden het burgerlijk H. Van kerkelijke H.en die natuurlijk zijn voorgekomen, is weinig bekend.

Zie: Cuperus, Kerkelijk leven II, 54-69.

Huwelijksgebruiken. Tot de Fr. H.s-gebruiken behoorde vroeger de ritus van de knottedoek, waarbij de aanbidder een los geknoopte zijden doek met enkele goudstukken aan de uitverkorene aanbood. Trok zij de knoop aan, dan waren zij een paar. Later kwamen ook kleine zilveren bruidskofiertjes en H.sharten in zwang.

Op het platteland is een bruiloft nog een belangrijk gebeuren. De buurt vlagt en bij het H. van een boerenzoon of -dochter staat in sommige streken de vlag op de schuur als de bruidegom, op de voorhuizing als de bruid daar woont. Op andere plaatsen staan ook op de boerderijen van de buren vlaggen. Waar nog een watermolen bij de boerderij behoort, wordt ook die bevlagd. In Bozum is een speciale vlaggeclub, die de vlaggen plaatst en na afloop getrakteerd wordt.

Is één der huwenden lid van een vereniging (bijv. de landelijke ruiters), dan gebeurt het vaak dat de leden zich met attributen voor het gemeentehuis opstellen. Hier en daar (Eemewoude, Baarderadeel) strooien de kinderen ‘loverkes’ (papiersnippers) bij de terugkomst van het gemeentehuis. Zij worden daarvoor beloond met snoep of centen, die te grabbel worden gegooid. De bruiloft ‘op ’e seale’ (in de herberg) op de avond van de trouwdag is een groot en drukbezocht feest. Het bruidspaar zit onder een spiegel, waarop met zeep geschreven gelukwensen staan.

Soms wordt een geit als gevolg van een weddenschap onder vrijgezellen geschonken. Wie van hen het eerst trouwt, krijgt zo’n dier (als begin van een eigen veestapel) aangeboden en wel vóór het gemeentehuis, z Bruidegomspijp, Bruidsdeur, Bruidskoffertje, Glasramen.

Zie: Reg. Leeuw. Cour.,63,69; Repert., 318; Leeuw. Cour. (8.3.1951). Huwelijksgoederenrecht. De rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten en hun wederzijdse goederen worden in het H.s-goederenrecht geregeld. In de Germaanse periode was de man alleenheerser over de goederen. Hij gaf de familie van de bruid als koopprijs voor het mundium over de vrouw een ‘wed’.

Reeds in de vroege M.E. werd deze ‘wed’ (vaak een stuk iand) niet meer aan de familie, maar aan de bruid zelf gegeven en hield de echtgenote het beschikkingsrecht over deze ‘wed’. Daarentegen werd na jaar en dag het roerend goed van man en vrouw gemeen, maar behield de man zijn eigen onroerend goed en beheerde hij het vrouwsgoed en het gemeenschapsgoed. In de late M.E. en tijdens de Republiek kwam er enige verandering. Niet langer werd het aangebrachte roerend goed van man en vrouw gemeen, maar alleen de goederen staande H. gewonnen en de verliezen tijdens het H. geleden. Na de invoering van het Burgerlijk Wetboek bleef dit systeem in het rechtsbewustzijn van het volk voortleven. Dit blijkt uit de omstandigheid dat eigenlijk alleen in Frl. de gemeenschap van winst en verlies bij de H. se voorwaarden veel voorkomt.

Zie: Hans Tagert, Familienerbe in Frl. (Weimar 1937); Akademie dagen 11 (1948), 37-72.

Huwelijkshart. Zilveren voorwerp in de vorm van een hart, vaak met pijlen doorboord. Dezelfde bedoeling als het bruidskoffertje, echter minder talrijk. Huwelijkspenning, zie Familiepenning.