Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

FLUESSEN

betekenis & definitie

(Fr. idem, drijvende zoden, zie Fljues). Meer in Hemelumer Oldeferd, één geheel met het Heegermeer ten noordoosten, in Wymbritseradeel; samen 2030 ha, van Heeg tot Galamadammen 12 km lang en 1,5-2 km breed, in de ‘hals’ 1 km.

Daar ligt het eilandje De Leijepolle; midden in de F. de drie Kruispollen. Een betonde vaargeul, 2 m diep, looptN.O.-Z.W. door de F., met zijgeulen naar Woudsend, Gaastmeer (aan een inham, het Piel) en Koudum (via een inham, Zwarte Wouden).

Buiten de geulen is de F. meest 1,5 m diep, behalve een ondiepte met eilandjes (het Zand) in het zuiden; daar loopt de vaargeul door een kanaal, de Nieuwe Vaart. Ten zuiden daarvan de Oorden met Kuilaart en Oude Karre. Op twee eilandjes in de Oorden (behorend aan It Fr. Gea) broeden visdiefjes. Als bij de andere meren in het zuidwesten schaars begroeide oevers, zie Meren —> Compendium: Landschap.

Zie: V.A. (1862), 151-160.

< >